ALESSANDRO STRADELLA (1639 -1682)
Het
leven van Alessandro Stradella beschrijven is, zeker met betrekking
tot zijn jeugdjaren, een moeilijke opgave, gezien het ontbreken van
essentiële ‘zekere’ gegevens. De verschillende boeken en sites wemelen van
elkaar tegensprekende data en namen (1). Als basis heb ik het boek van Carolyn
Gianturco, Alessandro Stradella (1639- 1682), His Life and Music
(OUP 1994) gebruikt. Gianturco heeft alle archieven nagezocht en komt met
m.i. vrij waarschijnlijke verklaringen. Volgens haar is Alessandro geboren
op 3 april 1639 in Nepi.
Inmiddels
is er echter weer een nieuw boek, met een artikel erover, verschenen (2)
waarin wordt ‘bewezen’ dat hij als ‘Antonio
Alessandro Boncompagno Stradella’ werd geboren op 3 juli 1643 in
Bologna. Hij zou dus nog 4 jaar jonger zijn dan -tot nu toe- door
een aantal mensen werd aangenomen. Voorlopig houd ik me echter -tot ik het
nieuwe boek, met bewijzen, heb kunnen lezen- bij de gegevens van Carolyn
Gianturco.
1640
|
1650
|
1660
|
1670
|
Heilig Jaar
|
1680
|
Urbanus
VIII
= M. Barberini
|
Innocentius X = Giovanni
Battista Pamphili
|
Alexander
VII = Fabio Chigi
|
Cl.
IX *
|
|
Clemens
X
=
Emilio Altieri
|
Innocentius XI =
Benedetto Odescalchi:
Hij sloot theaters en ‘versoberde’
het leven
|
|
1639
Alessandro
in Nepi geboren
|
Vader
sterft; A. naar Bologna
|
Rome/ zanger aan
Hof Christina e.a.
|
?
|
Nepi
|
Rome : Hof Christina /
vele opdrachten in Rome
|
Venetië
Turijn/
Genua
|
1682
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
·
Clemens IX = Giulio Rospigliosi
Alessandro`s
vader was Cavaliere (ridder) Marc'Antonio Stradella en zijn moeder heette
Vittoria Bartoli of – maar ik meen niet terecht- Simona Garofali (3). Van
Marc`Antonio kreeg hij zijn eerste lessen, wellicht ook op muziekgebied.
Volgens Gianturco stierf zijn vader in 1648 (4), waarna hij wellicht van
zijn 9de tot zijn 14de jaar in Bologna was
(1648- 1652). Daar kreeg hij een uitstekende opleiding hoewel onbekend van
wie precies.
|
|
|
|
|
|
|
Palazzo Lante
Rechts: waar
Stradella
woonde
|
Christina
I van
Zweden
|
Palazzo
Contarini Michiel in Venetië
|
Francesco
II d`Este
|
Teatro Tordinona
|
Marie
Jeanne Baptiste van Savoy- Nemours
|
In ieder geval
was hij in 1653 in Rome bij zijn moeder, die in 1652 met
Alessandro`s oudere broer Stefano naar het huis van hertog Ippolito
Lante was verhuisd. Stefano en Alessandro waren daar ‘pages’ tot 1656
(4). In 1658 werd hij als zanger aangeprezen aan het Hof van Christina I van
Zweden, en er werd vermeld dat hij ook luit en viool kon spelen Wat en bij
wie Alessandro in Rome studeerde is onbekend, wellicht bij Giacomo
Carissimi, Orazio Benevoli of bij Ercole Bernabei. In 1663 gaf Christina
Alessandro een opdracht voor de compositie van een motet voor de verjaardag
van Filippo Neri (Chare Jesu suavissime) en in 1664 een voor het feest van
de Onbevlekte Ontvangenis. Hij werd haar servitore di camera, maar
kwam daarnaast ook in dienst van Lorenzo Onofrio Colonna en diens
echtgenote Maria Mancini.
In 1664 ging
Alessandro, omdat hij meerderjarig was geworden, naar Nepi om zijn
erfdeel voor 500 scudi aan zijn oudere broer Giuseppe te verkopen. Waar en
bij wie hij allemaal was tussen 1664 en 1667 is niet zo duidelijk. In ieder geval was hij in 1667 weer in Rome.
In februari van dat jaar kreeg hij namelijk de opdracht voor een oratorium
voor de Vastentijd. De meest belangrijke leden van de Romeinse aristocratie
zoals Contestabile Colonna, Don Gaspare Altieri en Abate Olgiati en de
Venetiaan Polo Michiel, behoorden tot zijn opdrachtgevers. In het najaar
moest hij wellicht even uit Rome ontsnappen omdat hij daar een
‘controversieel’ huwelijk gearrangeerd had (5). Maar in 1668 was hij er
zeker weer, want toen componeerde hij de proloog O di Cocito oscure
deità voor de -blijkbaar zeer succesvolle- komische opera Il Girello.
De cantate La Circe schreef hij vlak hierna -in opdracht van Olimpia
Aldobrandini Pamphili-
voor de benoeming van Leopoldo di Medici
tot kardinaal (maart 1668).
Alessandro
gold als een gentilhuomo: Gianturco vermeldt in The New Grove de
avontuurtjes die hij zou hebben gehad met diverse vrouwen, waaronder de
zangeressen Pia Antinori en Giorgina Cesi en de non-weduwe Lisabetta
Marmorani. Daarnaast zou hij in 1669 met abt Antonio Sforza en violist
Carlo Ambrogio Lonati samengewerkt hebben om geld te ontvreemden van de
Rooms- Katholieke Kerk (5), waarna hij (alweer) Rome zou hebben moeten
verlaten.
In
1670 bleek dat Alessandro het in ieder geval financieel moeilijk had, want
Gianturco vermeldt dat hij toen een schuld had van 7.000 scudi. Wie hem
daar precies van afgeholpen heeft is niet duidelijk. Wat in ieder geval
hielp is dat Christina
I in 1670 het eerste
Romeinse publieke theater, Teatro Tordinona, opende in een oude
gevangenis. Hier liet zij ook vrouwen spelen en zingen in rollen die
voorheen door castraten werden uitgevoerd.
In
1671 componeerde Alessandro de cantata Lamento del Tebro voor het
huwelijk van Anna Pamphili met Giovanni Andrea van de Genuese Doria familie
en vervolgens een aantal oratoria -zoals bijv. Santa Editta, vergine e
monaca en Santa Pelagia.
Tot 1673 kreeg hij veel kans in Teatro Tordinona muziek uit te
(laten)voeren. Helaas moest het in 1675 sluiten vanwege het Heilige Jaar en
daarna ging het 16 jaar niet meer open vanwege de politiek van Innocentius
XI.
Alessandro
ging zich na 1675 meer op de gewijde muziek richten en componeerde in 1675 San
Giovanni Battista, in opdracht van de Compagnia della Pietà della
Natione Fiorentina in Rome. Rond deze tijd was hem ook duidelijk dat hij nu
geheel van het componeren kon leven.
In 1677 moest
hij Rome weer ijlings verlaten, nadat hij een huwelijk gearrangeerd
had voor de nicht van kardinaal Cibo (6). Na een kort verblijf in Florence,
ging hij naar Venetië, waar hij steun ontving van Polo en Girolamo
Michiel. Ook daar kwam hij weer in de problemen vanwege een affaire met
Agnese Van Uffelte, de maîtresse van de Venetiaanse edelman Alvise
Contarini. Achtervolgd door Contarini's huurmoordenaars vluchtte hij met
Agnese naar Turijn. Contarini eiste dat beiden aan hem
uitgeleverd zouden worden, of anders dat Stradella zijn beroep niet meer
zou mogen uitoefenen totdat Agnese óf in een klooster zou worden geplaatst
óf zijn (Alessandro`s) wettige echtgenote zou worden. Hoewel zijn
achtervolgers hem onderweg te pakken kregen, wist Alessandro zwaargewond te
ontkomen. Hij werd beschermd door Marie Jeanne Baptiste van Savoy-
Nemours, regentes in Turijn, wat ontaardde in een diplomatieke rel
tussen de Venetiaanse republiek en de Franse koning, Lodewijk XIV
(7).
Hersteld
van zijn verwondingen besloot hij naar Genua te gaan (1678). Enkele
edellieden -vermoedelijk het management van het Teatro Falcone-
boden hem een huis en een goed salaris, onder de voorwaarde dat hij zich
blijvend zou vestigen in Genua en exclusief voor hen muziek zou componeren.
In Genua gaf Alessandro nu ook les aan vrouwen en hij schreef onder de
patronage van rijke adellijken (o.a. Anna Teresa en Flaminia Pamphili) zijn
laatste grote werken: instrumentale muziek, kerkmuziek, de -zeer
succesvolle- opera`s La forza dell`amor paterno, Le gare
dell`amor eroico en Il
Trespolo tutore, en het oratorium Susanna. Maar ook uit
Venetië, Modena en Rome bleven opdrachten binnenkomen.
In
Genua was er op dat moment veel kritiek op de luxueuze levenswijze van de
adel en de stad had daaromtrent allerlei regels aangenomen met boetes voor
overtreders. Veel inwoners schreven anonieme brieven naar het bestuur met
klachten over de immoraliteit en sommigen suggereerden dat figuren als
Stradella maar verbannen moesten worden (8).
In 1682 raakte
hij alweer betrokken in een schandaal, ditmaal met een vrouw afkomstig uit
de Genuese adel, wat hij met de dood moest bekopen: hij werd op 25 februari
1682 op de Piazza Bianchi neergestoken door huurmoordenaars, waarschijnlijk
in opdracht van
Magnifico Giovanni Battista Lomellini (9). Op 26 februari werd hij begraven
in de zeer aristocratische Santa Maria delle Vigne (10).
|
|
|
|
|
|
Teatro
Falcone te Genua
|
Sir Anthony van Dyck, The Lomellini fFmily
|
Genua: Santa Maria delle
Vigne
|
Lijst
van
Stradella`s
bezittingen
|
In de
Bibliotheca Estense het manuscript
La Doriclea van Stradella
|
Stradella
zingt de hymne 'Pleure, Jérusalem', in Acte III van Niedermeyer`s opera
|
Alessandro had
geen vrouw of kinderen en geen testament en derhalve werden zijn ‘niet
muzikale bezittingen’ verdeeld over de kinderen van zijn broers Giuseppe en
Stefano. Via Alessandro zelf en -na zijn dood- via zijn halfbroer
Francesco, die Augustijner monnik werd, kwamen veel van zijn (muzikale)
manuscripten terecht in de Biblioteca Estense te Modena (11). In de Biblioteca
Marciana te Venetië bevinden zich die autografen en manuscripten die
Alessandro zelf in die stad achterliet of die hij zond naar Polo en
Giralomo Michiel. G.F. Handel bezat later zeker ook muziek van Stradella en
hij gebruikte delen van diens Qual prodige in zijn Israel in Egypt.
Het Fitzwilliam Museum in Cambridge bezit ook veel Stradella manuscripten.
Na
Alessandro`s dood werd zijn muziek nog op veel plaatsen uitgevoerd, in
Italië, maar ook heel veel in Engeland. Allerlei onjuistheden over zijn
leven en werken kwamen echter in omloop toen Pierre Bourdelot in 1715 een groot artikel over Alessandro
schreef in zijn ‘Histoire de la musique et de ses effets’(12). De Romantiek
van de 19e en 20e eeuw verwerkte vervolgens zijn leven in romans. Het was
een ideaal libretto voor opera`s door bijv. Louis Abraham de Niedermeyer (Stradella
-1837) en Friedrich Adolf Ferdinand Freiherr von Flotow (Alessandro
Stradella- 1844). Een objectief inschatten van zijn werk en persoonlijkheid
werd daardoor, tot op heden, bemoeilijkt.
Berucht is ook
de Aria di chiesa Pietà, o Signore,
‘(her!)ontdekt’ door François- Joseph Fétis (1784- 1871) als zijnde
van Stradella. Volgens IMSLP en Gianturco (13) is deze aria ‘anoniem, maar
vermoedelijk van Fétis, van Niedermeyer óf Rossini’. De meeste websites,
inclusief die van uitgeverijen, beweren echter nog steeds dat de aria van
Stradella is.
Alessandro
Stradella`s muzikale betekenis ligt vooral in de dramatische en harmonische
verbreding van het oratorium. Nieuw waren zijn soms sterk dissonante
harmonieën en zijn melodische verwerking van ‘gevoelens’.
Hieronder
staat de Indeling van Stradella`s vocale werken (in Modena) volgens
de alfabetische ordening van Carolyn Gianturco en Eleanor McCrickard,
uitsluitend voor zover geschikt voor alt/mezzo (en in duetcombi).
N.b.
van zijn 125 uitgebreide solo cantates met b.c. zijn er 109 voor sopraan
geschreven en slechts 5 voor alt en 1 voor mezzo!
CANTATAS:
|
Uitgegeven:
|
Opmerkingen:
|
|
Doe
ik
|
Seculiere
cantatas:1 stem (alt) met b.c.
|
|
|
|
|
1.1-3
|
|
Agli assalti
del cieco volante (Cantata Il
Rosignolo)
|
?
|
|
|
|
1.1-19
|
|
Congiurati a
fiera guerra
|
?
|
|
|
|
1.1-78
|
|
Or che siam
soli, Amore
|
?
|
|
|
|
1.1-115
|
|
Tradito mio
core, non piangere
|
?
|
|
|
|
1.1-117
|
|
Tu partisti,
crudel, e mi lasciasti
|
?
|
|
|
|
Seculiere
cantatas: 2 (SA) stemmen met b.c.
|
|
|
|
|
1.2-2
|
|
Baldanzosa una
bellezza ( o.a.Lusinghiero un
ciglio nero)
|
|
|
|
|
1.2-5
|
|
Fra
quest`’ ombre io cerco il mio sole (een hete nacht in Piazza di Spagna te
Rome G. p. 93)
|
|
|
|
|
Seculiere
cantatas met instrumentele begeleiding (serenatas)- ongedateerd, uit
Rome? en zo ja, dan van voor januari 1677 :
|
|
|
|
1.4-17
|
Voor
1677?
|
Qual prodigio è ch`io
miri?—Ragion sempre addita
(uit “Serenata a tre
voci) (SSB e.a. combinaties);G. p. 120-1:
Twee
concertino ensembles met een concerto grosso, verm. allemaal in aparte
koetsen gezeten
|
In
Arie Antiche vol. 2/ IMSLP
(1
stemmig)
|
Onprettige
bewerking
|
|
--
|
Sacred and moral
cantatas:
|
|
|
|
|
1.5-2
|
1680
|
Alle
selve, agli studi (Moral) (SSAA, b.c.)
Op
tekst van Benedetto Pamphili (Gianturco p. 52 en 139.
‘Otia si tollas periere
Cupidinis arcus’
|
?
|
|
|
|
1.5-5
|
|
Da cuspide
ferrate /Crocifissione e morte
di N.S. Gesù Christo (sacred) (contralto con strumenti)-zie G. p. 136
|
CPDL: riduzione per
canto e strumento a tastiera di Jolando Scarpa
|
|
|
x
|
1.5-6
|
|
Dalla
Tessala sponda scese d`Argo la prora (Moral) (A,bc)
|
|
|
|
|
THEATRE MUSIC:
|
|
|
|
|
Operas:
|
|
|
|
|
2.1-4
|
1679
|
Le
gare dell`amor eroico (oorspr. SSSSSSAATBBB,bc): Se nel ben sempre
incostante (alt/mezzo)-rol van
Elisa, vrouw van Orazio (Romeinse strijder) is Acte 1.14
Opgedragen
aan Bianca Maria Spinola, tgv haar huwelijk in de familie Fieschi
(Gianturco (G) p. 49 / 145 e.v. ); oorspr. getiteld Mutio Scevola
(Cavalli-1665), na Stradella ook door Bononcini, Handel en Draghi gezet
|
In
Arie Antiche vol. 3/ IMSLP
Relatief
simpele aria`s in deze opera;
Ostinato
in bas; impressie van vrij vroeg werk (G. p. 148); Se nel ben -een
van simpelste aria`s- na Stradella`s dood, vaak gekopieerd
|
Erg
mooie simpele aria!
|
|
x
|
ARIA`S, DUETS, (TRIO):
|
|
|
|
|
Arias:
|
|
|
|
|
4.1-10
|
|
Chi mi disse
che amor dà tormento (m, bc),
vlgs. G.
(p. 208) ooit bedoeld ter inschuiving in opera van andere componist
|
?
|
|
|
|
4.1-30
|
|
Pria di
scior quell dolce nodo (A bc)
|
?
|
|
|
|
4.1-32
|
|
S`Amor
m`annoda il piede (mezzo, bc)
|
In
Arie Antiche vol. 2/ IMSLP
|
|
|
x
|
Duets:
|
|
|
|
|
4.2-5
|
|
Dietro
l`orme del desio ( SA, bc)
|
|
|
|
|
SACRED MUSIC WITH LATIN
TEXTS:
|
|
|
|
|
Liturgical Settings (zie
G. p. 221
|
|
|
|
|
6.1.-1
|
|
Ave regina coelorum (SA,
bc)
|
IMSLP: bew. Tim Severloh
|
Polyfoonachtig
|
|
x
|
6.1.-2
|
|
Benedictus dominus Deus
(SA, bc)
|
?
|
|
|
|
6.1-3
|
|
Tantum ergo sacramentum
(SA, bc)
|
IMSLP: bew. Tim Severloh
|
Polyfoonachtig
|
|
x
|
6.1-4
|
|
Vau: Et egressus est a
filia Sion (A, bc) (G. p. 228-9)
|
(geoctaveerd IAS 35-
niet handig!)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Noten:
(1).Verschillende
Jaren/ data 1639-1643-1644-1645;
3april, 3 juli, 1 oktober, in Rome, Nepi, Bologna enz.
(20. Nacque il 3 luglio
1643 a Bologna, dove fu battezzato il successivo 1º agosto con il nome di
Antonio Alessandro Boncompagno. (Davide Mingozzi, Alessandro
Stradella «bononiensis dominus», «Saggiatore musicale», XXV/2, 2018, pp.
299-3017. https://it.wikipedia.org/wiki/Alessandro_Stradella
(3). Greene's Biographical
Encyclopedia of Composers p. 158
(4).
In The New Grove (1980 ed) schrijft Gianturco nog dat Alessandro`s vader stierf
in 1655 een groot verschil met 1648, en in 1656 zijn moeder. Het feit dat
zijn moeder in het Lente paleis ging wonen vóór 1655 is wel een soort
bewijs dat vader eerder moet zijn overleden dan 1655
(5).
Gianturco p. 22 en p. 34; Wikipedia en Gianturco in New Grove (1980) geven
aan dat hij in 1669 Rome moest verlaten, vanwege zijn
aandeel in een complot om geld van de Kerk te verduisteren. Ik weet niet of
dit verhaal slaat op de gebeurtenissen in 1667 óf dat het weer een ander
verhaal is, dat Gianturco niet in haar latere biografie weergeeft.
(6).
Gianturco p. 33
(7).
Gianturco p. 40 e.v.: de huurmoordenaars kregen nl. asiel van de Franse
ambassadeur; Maria Giovanna ( Johanna) was zwaar beledigd over de ‘buitenlandse’ invloeden in haar
territorium
(8). Gianturco p. 56-57
(9). Gianturco p. 59-60
(10). Gianturco p. 58
(11).Gianturco
p. 65 e.v.; in Modena zijn 148 composities bewaard gebleven, 6 oratoria en
11 drama`s
(12).Gianturco
p. 70
(13)
Gianturco p. 71-72; Fétis gebruikte
ook de tekst ‘Se i miei sospiri’ hierop; zie ook: https://www.revolvy.com/page/Stradella-%28Niedermeyer%29
|