Claudio Monteverdi (1567- 1643)

 

Over het leven van Claudio Monteverdi is reeds zoveel geschreven dat ik niet de illusie heb iets nieuws te presenteren. Hoogstens heb ik sommige gegevens wat anders geordend of tegenstrijdigheden in ‘feiten’ aangegeven. Het verhaal is verdeeld in de volgende hoofdstukken:

A.    Inleiding

B.     Biografie

C.     Monteverdi`s werken

 

A.Inleiding:

Om een goed begrip te krijgen van Monteverdi en zijn betekenis voor de muziek(geschiedenis), is het belangrijk eerst onderstaand stuk tekst, ontleend aan mijn artikel over de geschiedenis van de Opera, te lezen:

 

De term ‘Opera’ is een afkorting van ‘Opera in Musica’. In theorie zou deze benaming op ieder muziekwerk van toepassing kunnen zijn. Met de enkelvoudige terminologie ‘Opera’ wordt een toneelstuk bedoeld waarin de tekst wordt gezongen in plaats van gesproken, met begeleiding door een orkest. Het toneelelement is fundamenteel; indien dat ontbreekt, is het een Oratorium.

De ‘Opera’ ontstond aan het eind van de zestiende eeuw en had zijn oorsprong in drie elementen, namelijk:

1.  de middeleeuwse liturgische (=kerk) drama`s die muziek en theater in zich verenigden

2.   het theater van de Renaissance waarin naar klassiek Grieks voorbeeld in de tragedies en komedies de koren werden gezongen

3.   de intermedii of intermezzi tussen de akten van een komedie of tragedie. Dat waren muzikale tussenspelen al dan niet met ballet met scenische taferelen

 

Het madrigaal kreeg eind 16de eeuw allerlei dramatische motieven: ‘het gevoel’ in de tekst (zuchten, huilen of lachen) ging men muzikaal weergeven. Bij een dialoog die op muziek werd gezet, zong men in een declamatorische stijl, die in contrast stond tot de ‘normale’ polyfonie. Soms werden voor teksten van madrigalen dramatische scènes uit een gedicht genomen en vaak hadden ze pastorale scènes en onderwerpen.

Gevoelens weergeven door een groep zangers ging wel goed, maar verklarende teksten in een madrigaalstructuur ging niet. Er ontstond behoefte aan een solistische zangstijl en zoals gezegd keek men hiervoor naar Griekse tragedies. Men verschilde echter van mening over hoe de plaats van de muziek daar was geweest: werden alleen de koren gezongen, of werd alle tekst gezongen? De Florentijnse geleerde Girolamo Mei meende dat de oude Griekse muziek bestond uit een enkele melodie, die of solo, of begeleid, of door een koor werd gezongen. De melodie maakte gebruik van de natuurlijke expressiviteit van stijgende en dalende toonhoogtes, van het stemregister en van veranderende ritmes en tempi.

 

De Florentijnse Camerata, een informele academie over literatuur, wetenschap en kunsten met vertegenwoordigers als Giovanni Bardi en Vincenzo Galilei, nam de conclusie van Mei over en bepaalde dat de juiste manier om woorden op muziek te zetten, het gebruik van een solomelodie was: Tegenover de ‘prima pratica: de tekst volgt de muziek, ontstond de ‘seconda pratica’: de muziek volgt de tekst. Jacopo Peri vond een nieuwe dialoogstijl uit: stile recitativo (recitatiefstijl) en Giulio Caccini kwam met een melodieuze, syllabische stijl: Le nuove musiche  (1602).

De diverse monodische stijlen in recitatieven, aria`s en madrigalen raakten snel verbreid: Rond 1600 werd Euridice door Caccini én Peri op muziek gezet: de versie van Caccini is melodieuzer, die van Peri dramatischer, maar de eerste uitvoering van Monteverdi`s L `Orfeo in 1607 te Mantua wordt als de geboorte van de opera beschouwd. Monteverdi volgde de Florentijnse Euridice- opera`s, maar breidde deze uit met solo- aria`s, duetten, madrigaalachtige ensembles, dansen en orkestrale nummers en hij gebruikte daarbij een groot, gevarieerd orkest: fluiten, trompetten, strijkers en continuo- instrumenten. Zijn recitatiefstijl was die van Peri.

 

images

Links: Europese staten in 1648.


Meer dan een eeuw lang waren de Habsburgers de dominante macht in Europa geweest. Na de nederlaag van Spanje en de Duitse keizer ontstond een multipolair stelsel, waarin vijf à zes grote mogendheden elkaar min of meer in evenwicht hielden. Frankrijk vervulde daarbij steeds een leidende rol.

 

 

Rechts: het ‘Italiaans’ grondgebied rond 1600

italie-1600

 

 

(Enige) jaartallen Algemene Geschiedenis:

1560

1570

1580

1590

1600

1610

1620

1630

1640

 

                    80- jarige oorlog     Nederlanden-       Spanje                                            en                                30- jarige oorlog     Duitsland

 

Concilie Trente

Contrareformatie

         Paus Paulus V

 

Keizer Ferdinand III HRR

   Voortdurende aanvallen Turken op Balkan (na 1453)

15-j. oorlog tegen Turken

                             Turkse aanvallen blijven doorgaan

 

Keizer Rudolf II Rooms- Duits koning en keizer/streed tegen Turken

 

 

Jaartallen Claudio Monteverdi:

1560

1570

1580

1590

1600

1610

1620

1630

1640

 

1567          Cremona

           M. in dienst van Mantua

                          M.  in dienst van Venetië

 

 

Huwelijk/Turkenstrijd

 

 

Madr. Spirit.

L`Orfeo/M.V.

Comb. Tancredi

3 opera`s

 

M= madrigaalboek I, II enz.

M I

II

III

 

IV

V

 

VI

VII

 

 

VIII

 

 

Indeling muziekgeschiedenis in periodes en jaartallen musici:

Voor een (globaal) overzicht van de voorlopers, tijdgenoten en navolgers van Monteverdi, zie het schema zoals weergegeven bij Buxtehude.

 

B.Biografie:

We beschikken over een behoorlijk aantal bronnen m.b.t. Monteverdi omdat hij schriftelijk communiceerde met Mantua en vooral met hofkanselier Alessandro Striggio. Met Venetië verliepen zijn contacten, helaas voor ons, veelal mondeling.

 

Claudio Giovanni Antonio (1) werd op 15 mei 1567 geboren als oudste zoon van Baldassare Monteverdi, chirurgijn en wondarts in de parochie SS Nazaro e Celso te Cremona. Zijn moeder was Maddalena Zignani. Baldassare en Maddalena kregen drie kinderen, van wie er één jong overleed. Maddalena stierf waarschijnlijk vóór 1576, waarna zijn vader hertrouwde met Giovanna Gadio met wie hij nog drie kinderen kreeg. Ook Giovanna stierf jong (1583) en Baldassare trouwde daarna voor de derde keer.

Aan de kathedraal te Cremona studeerden Claudio en zijn zes jaar jongere broer Giulio Cesare bij maestro di capella Marc' Antonio Ingegneri (2) muziektheorie, zang en viool. In augustus 1582 publiceerde Claudio bij de Venetiaanse drukker Gardano de Cantiunculae sacrae, zijn eerste bundel geestelijke motetten. Vlak daarna verscheen in Brescia een bundel vierstemmige Madrigali Spirituali, waarvan slechts de baspartij is overgeleverd. In 1584 publiceerden de Venetiaanse uitgevers Amadino en Vincenti een boek driestemmige Canzonette, waarna, ook in Venetië, in 1587 de eerste bundel vijfstemmige madrigalen verscheen: Il primo libro de madrigali a cinque voci.

 

Waarschijnlijk op zoek naar een baan buiten Cremona, bezocht Monteverdi in 1589 Milaan. Daar lukte het blijkbaar niet iets geschikts te vinden, maar in 1590 of 1591 kreeg hij zijn eerste aanstelling als muzikant (‘vedelaar’) aan het hof van Vincenzo I Gonzaga, de hertog van Mantua, wiens vader Guglielmo I bevriend was met Giovanni Pierluigi da Palestrina (1525- 1594). Ook Salomone Rossi was bij Vincenzo I in dienst.

Claudio werkte er onder hofkapelmeester Giaches de Wert. Sinds 1594 was hij er ook zanger (cantore) en later hulpdirigent. In Mantua maakte hij kennis met de moderne muziek, maar via de bibliotheek van de Gonzaga`s ook met Ockegem, Josquin, Pierre de la Rue, Mouton, Crecquillon, Clemens non Papa, Gombert en Willaert.

Mantua had in die tijd een aantrekkelijk muzikaal klimaat en het hof rivaliseerde met het hof van de Medici`s in Florence. De Gonzaga`s hadden een koor laten oprichten naar het model van het Concerto di Donne uit Ferrara. Claudio schreef daar madrigalen voor en vooral die uit boek 3-5 (1592-1605) vestigden zijn faam als vernieuwend en gedurfd componist. Zijn  composities riepen echter ook weerstand op, met name van Giovanni Maria Artusi, een kanunnik te Bologna en aanhanger van de prima pratica.

 

In 1595 werd Monteverdi tijdelijk kapelmeester: Vincenzo I Gonzaga nam hem namelijk mee op de veldtocht (3) tegen de Turken, die al tot in Hongarije opgetrokken waren. Giaches de Wert bleef thuis vanwege zijn leeftijd en stierf kort daarna. Zijn functie ging echter - tot ergernis van Monteverdi- naar Benedetto Pallavicino. Hierover ontstemd, maar ook over het feit dat hij alle extra  kosten op de reis zelf had moeten betalen, haalde Monteverdi in 1596 de banden met Ferrara aan. Hij wilde een madrigaalbundel opdragen aan hertog Alfonso d`Este, maar deze overleed onverwacht in 1597.

 

https://lh3.googleusercontent.com/WjLa1HxptebALZoXGte2vIjfaXPYgNIZ-W9GBSsa68HN_CZTtCfgoRYaMYFFyJWmwwMmvQ=s85

https://lh3.googleusercontent.com/qUHW5C-iB7TtLzWK5iBvsAR9xnUz7m215daUCvvvzNoMpeYko8XRNlKbuiAEmkVJFW1WFw=s89

https://lh3.googleusercontent.com/HloeO2vramw8tOLeQDbtvJ3VUBEsEDMhp4BQnURfqyzoFGWb0MjEGJG8sV4m9nNpA2Rhgw=s85

https://lh3.googleusercontent.com/S62FTPjlzeqA4T2_wFNXowE80BIrD9s7aqfbYz5xsWWOrw9MNKlBq6p86Ga9KshpSplSrA=s85

https://lh3.googleusercontent.com/q_1hrctNuEVkEjoSE1G3YzhMpOoCn19fZuWuwrlw-JwbfpiRv7XzTCnDrQGYknPV8mO1Rg=s85

https://lh3.googleusercontent.com/M3oZapb65d5_EZsRXobTlV8lbFe6YyI7AGuedXkt4nHo9lsw6o9XDuClHObHhCwT2DpzDhk=s85

https://lh3.googleusercontent.com/0oXUwNSo7WFVU8mQP_MnWAebF7BERKGRCogZ2t3V-GCpZU5GK52fSRVN_bwf8mOnfRZKhQ=s85

https://lh3.googleusercontent.com/pqKKGyW2WNQ7nc0jEk8r6da3hmZxjTVHcVvHOZC8D8ErAT3Fwm6p08Gpl9XHyMaH_OwXHA=s85

Cl. Monteverdi

Dom van Cremona

Eerste vijfstemmige Madrigaalboek

Vincenzo I Gonzaga, hertog van Mantua

Giaches de Wert 

(1535- 1596)

     Giovanni Maria Artusi

           (1540- 1613)

L`Orfeo en La Sala dei Fiumi van het hertogelijk paleis waar de opera voor het eerst werd opgevoerd

 

In 1595 (4), maar waarschijnlijker op 20 mei 1599 (5) trad hij in het huwelijk met Claudia Cattaneo. Haar vader Giacomo, vioolspeler aan het hof, had het toezicht over Claudio en verschafte hem ook onderdak. Zo kwam hij in contact met de 15-jarige dochter die hofzangeres was en ook lid van Vincenzo`s ‘concerto delle donne’. Giacomo Cattaneo beoogde met dit huwelijk vooral dat Claudio hem op den duur zou opvolgen en hij ‘met pensioen’ zou kunnen gaan!

Tweeënhalve week na de huwelijkssluiting moest Claudio al weer op pad met de hertog, toen deze voor zes maanden vertrok naar Vlaanderen (Spa), Oostenrijk, Zwitserland en Lotharingen. Claudia woonde toen bij zijn vader in Cremona.

In 1601 (6) of 1602 (7) kreeg Claudio burgerrechten in Mantua en, na het schrijven van een zeer pittige brief op 28 november 1601 aan zijn werkgever -op dat moment nog in Hongarije verblijvend- zijn benoeming tot maestro di capella. In hetzelfde jaar ook werd de eerste zoon, Francesco (Baldassare), geboren. Dochter Leonora (Caiulla) werd in 1603 geboren, maar zij stierf heel jong. De tweede zoon, Massimiliano (Giacomo), werd in 1604 gedoopt. 

 

Giovanni Maria Artusi bleef bij het verschijnen van Monteverdi`s composities (vijfde madrigaalboek in 1605 en Scherzi musicali a tre voci in 1607) steeds maar nieuwe traktaten schrijven. Cesare, Claudio`s broer, schreef een verdediging voor hem tegen Artusi, met als leidraad Claudio`s voorwoord in zijn vijfde boek. Dat vijfde boek bleek al gauw een van de populairste publicaties van Monteverdi, maar nieuw was dat hij aan de laatste zes stukken een basso continuo (b.c.)- partij had toegevoegd ‘voor klavecimbel, chitarrone of ander gelijksoortig instrument’.

Deze b.c. praktijk ontstond uit nood, omdat er in meerstemmige composities wel eens partijen ontbraken door gebrek aan zangers. De klavierspeler richtte zich dan vooral op de baslijn en dit werd de basso seguente (volgbas) genoemd. Hieruit ontwikkelde zich langzamerhand een toegevoegde zelfstandige baslijn, de basso continuo, waarbij de te spelen akkoorden ‘becijferd’ werden aangegeven.

 

Monteverdi schreef zijn opera/ favola in musica l' Orfeo (zie ook de Inleiding) voor het carnaval van 1607. Het stuk werd opgevoerd door de Accademia degli Invaghiti en het was opgedragen aan Vincenzo`s zoon Francesco (IV). De tekst van Alessandro Striggio jr. kreeg in de tweede versie van 1609 een andere afloop, nl. dat Apollo op een wolk verscheen om Orpheus naar de hemel te verheffen vanwaar hij naar Euridyce kon kijken. Het stuk had zoveel succes dat Monteverdi twee weken na de dood van zijn vrouw op 10 september 1607 in Cremona, waar hij met haar naar toe was gegaan om uit te rusten, gesommeerd werd weer aan de slag te gaan.

Troonopvolger Francesco Gonzaga en Margaretha van Savoye waren namelijk net in Turijn getrouwd en men wilde voor hen een grootse intocht houden in Mantua tijdens het carnaval in februari 1608. Monteverdi kreeg compositie en instudering van de Pastorale in Musica, L`Arianna, op een libretto van Rinuccini, echter niet op tijd voor elkaar en het feest werd opgeschort tot (24) mei. Van dit stuk resteert slechts het lamento Lasciate mi morire (8).

Monteverdi componeerde voor het feest ook het ballet Mascherata dell' ingrate, eveneens op tekst van Rinuccini. Venus en Amor vragen daarin aan Pluto, of hij de vrouwen, die in de Onderwereld boeten voor hun ‘wrede’ houding jegens hun aanbidders, even terug wil laten komen: een les voor de dames in het publiek! Het stuk bevatte passages waarop gedanst werd.

 

Doodmoe van al het werken hieraan raakte Monteverdi overspannen en toen hij wel veel complimenten kreeg voor zijn werk maar geen geld, trok hij zich terug naar zijn vader in Cremona, met zijn beide zoontjes. Zijn vader Baldassare verzocht de hertog tot tweemaal toe Claudio uit zijn dienst te ontslaan, maar Vincenzo liet berichten dat deze terstond terug diende te komen. Claudio schreef nu zelf een brief –vol grieven- naar het hof. Hij kreeg als gevolg daarvan weliswaar niet het gevraagde ontslag, maar wel een salarisverhoging (9), waarna hij uiteindelijk in september 1609 naar Mantua terugkeerde.

 

In 1610 publiceerde Monteverdi de Vespro della Beata Vergine (Mariavespers), een verzameling met een mis, vesperpsalmen, magnificats en niet (strict-) liturgische motetten. De mis is in ‘prima pratica’ en de vesperpsalmen in ‘seconda’. Onduidelijk is of in opdracht werd gecomponeerd, hoewel men denkt dat de Gonzaga`s er wel een rol bij gespeeld zullen hebben (10). De verzameling heeft een symmetrie, wat suggereert dat die in één geheel zou moeten worden uitgevoerd, wat Monteverdi echter zelf nooit heeft gedaan.  Om in de gunst van paus Paulus V (Camillo Borghese) te komen droeg hij het werk aan hem op….. je wist maar nooit of dat nuttig kon zijn voor de toekomst. Zijn reis naar Rome hiertoe had daarnaast nog als doel een plaats voor zijn negenjarige zoon Francesco op het Seminario Romano te krijgen. Maar hij kreeg geen privé- audiëntie bij de paus en geen plaats voor zijn zoon!

 

In 1612 werden Monteverdi en zijn broer na de dood van Vincenzo Gonzaga op staande voet ontslagen door de nieuwe hertog Francesco IV. Dit ontslag was vooral ingegeven door de financiële problemen van de Gonzaga's, maar misschien was er ook sprake van hertogelijk ongenoegen, omdat Monteverdi gesuggereerd had dat hij elders ook zou kunnen gaan werken. Francesco kreeg echter al snel spijt en probeerde Monteverdi over te halen, maar er kwam geen gevolg hierop, omdat Francesco`s zoon en Francesco zelf overleden aan een pokkenepidemie. Zijn broer, kardinaal Ferdinando, volgde hem op. Berooid bracht Monteverdi een jaar door in zijn ouderlijk huis te Cremona.

 

Op 19 augustus 1613 werd Monteverdi met algemene stemmen gekozen en aangesteld als maestro di cappella aan de San Marco in Venetië, als opvolger van G.C. Martinengo. Hij kreeg feitelijk de muzikale leiding van de stad en was daarmee financieel onafhankelijk geworden. Zijn taak was het verschaffen van de geestelijke muziek bij het kerkelijk jaar en bij staatsbanketten.

De doge was echter– als constitutioneel heerser – gebonden aan budgetten: de niet officiële wereldse muziek werd betaald uit privé beurzen en die waren aanvankelijk ontoereikend voor opera's.

 

Uit Mantua kwamen er in 1615 toch weer verzoeken voor een ballet, Tirsi e Clori, een pastoraal loflied op de dans, dat in 1619 werd gepubliceerd in zijn zevende madrigaalboek. Bijna alles van de opera`s die hij daarna schreef, ging verloren en de werken zijn (bijna) alleen bekend uit brieven van Monteverdi.

In Venetië voltooide hij het zesde (1614), zevende (1619 opgedragen aan Catharina de Medici en vooral bestaand uit duetten) en achtste (1638) madrigalenboek. Het ging hem daar goed: in 1616 had hij salarisopslag gekregen; zijn zoon Francesco, rechtenstudent en ingetreden bij de karmelieten, maakte sinds 1623 deel uit van het koor van de San Marco en zijn andere zoon, Massimiliano, kreeg in 1622 een plaats in het college van kardinaal Montalto te Bologna, waar hij medicijnen studeerde.

Monteverdi componeerde in Venetië niet alleen voor de San Marco, maar ook voor plaatselijke patriciërs: in 1623 en 1628 schreef hij muziek voor de patroonheilige van de Scuola Grande di S. Rocco en zijn Combattimento di Tancredi et Clorinda beleefde de première in 1624 in het paleis van Girolamo Mocenigo. Hij onderhield verder nog contacten met Modena (en m.n. met hertog Cesare d`Este) en met Parma waar hij enkele intermedi componeerde voor de bruiloft van hertog Odoardo Farnese met Margherita de' Medici (1628), werken die allemaal verloren zijn gegaan.

 

https://lh3.googleusercontent.com/R1SOv8RK4ZbuMDv5Ik86Q3sZVoac--L7RJRT9k2ehgTNAB25d9QCLjpD3JXw8OemWqiPtA=s85

https://lh3.googleusercontent.com/d2NS6LE5TVwHvog5Q2Sc2lNteq7j5AVdU95V1YeFO_YMxQ-mzKeB7rkAiprwxzQBnbZTVA=s85

https://lh3.googleusercontent.com/L5Ga1ilyV4WhHkdCIhM4gIcxQA85k7hNTe4RFR7IRbwSpS_uRdA-drcBIt2V83dthI9juQ=s85

https://lh3.googleusercontent.com/6_Z4uPY8RwdlxYOkkXpk-2FUOUOqucMyPxY6AKNH5K-ysHr3KwtyTPR-DZy6Is2NR1M=s127

https://lh3.googleusercontent.com/qwnyYgYdTcncZqTaUqu7WC87A7svAq7FVntGH315Inq9ZGLSiV-ZyAwWd_78ngpHt-9b=s85

https://lh3.googleusercontent.com/LfsssDquDF23T8glt9B5hTVDSfPXM7-jDK3FFVfHCIQX6eV7SBiJNKAaEbRBPTTfjQh3vmg=s85

https://lh3.googleusercontent.com/AajJtq5LAt_6EtNkvrXkQ_Uj494e1HBR8VRfRh5eeFOr2el80OUG12NSgkh5qQp-POdYDQ=s85

https://lh3.googleusercontent.com/W2HqoBfGW2EaQOhG82iUDwwTpJ1kSbhCM8LUg7NKqzyHBbL37fXZMOrhAAPZ0bNNu3n02w=s85

https://lh3.googleusercontent.com/aiOf1-ZMHodcG0cCZT_3XKFDN1WOl2yf0p7xN4Pi5rle48MWwWCgEH0ja-yqYg0wln7bUw=s96

Lamento d`Arianna

Mariavespers

Ferdinando Gonzaga, 1612-1626 hertog van Mantua

Palazzo Dandolo, (deels)

het paleis van Girolamo Mocenigo, waar in 1624 Il Combattimento di Tancredi et Clorinda in première ging

Scherzi musicali

(1632)

 

 

Selva morale e spirituale, gewijd aan Eleonora Gonzaga(1640)

Madrigali guerrieri et amorosi, 1638, aan Ferdinand III van het HRR (rechts boven) opgedragen

Een van de eerste openbare theaters in Venetië

 

Massimiliano vestigde zich in 1626 als arts in Mantua, maar vanwege allerlei strubbelingen aldaar – onder andere vanwege het lezen van ‘verboden’ boeken- werd hij als persona non grata uitgewezen en verhuisde naar Venetië (11). In Mantua was inmiddels in 1626 Ferdinando Gonzaga gestorven en opgevolgd door zijn ziekelijke broer Vincenzo (II). Ook deze probeerde Claudio weer – vergeefs- terug te krijgen naar Mantua.

Na de dood van Vincenzo II in 1627 brak er een opvolgingsstrijd uit in Mantua: Oostenrijkse troepen namen in 1630 de stad in en plunderden alles: alle werken die Monteverdi voor Mantua schreef en die niet gedrukt waren, gingen nu verloren.

Dit alles had ook gevolgen voor Venetië dat in een pact zat met Frankrijk, Mantua en de Kerkelijke Staat. Naast diplomatieke en militaire nederlagen brak er bovendien een pestepidemie uit die een jaar duurde en 46.000 mensen het leven kostte (1/3 van de bevolking). Pas op 28 november 1631 kon het einde van de epidemie gevierd worden met een dankdienst in alle grote kerken. Monteverdi schreef voor de San Marco een feestelijke mis waarvan twee delen, het Gloria en het Credo, later werden opgenomen in de Selva morale e spirituale. Hij overleefde de epidemie maar werd daarna, op reis naar Mantua, ziek. Teruggekeerd in Venetië werd hij – vermoedelijk in 1632 – tot geestelijke (Reverendo) gewijd. In hetzelfde jaar verscheen er van zijn hand een nieuwe bundel Scherzi musicali, met als klapstuk daarin het duet Zefiro torna.

 

In 1637 opende in Venetië in de wijk S. Cassiano het eerste openbare operatheater, waar iedereen een kaartje kon kopen. Blijkbaar was dat een succesvol initiatief want tussen 1637 en 1700 werden er in de stad zeventien theaters gebouwd en 338 opera`s uitgevoerd (12).

Monteverdi leek aanvankelijk niet betrokken te zijn geweest bij deze eerste commerciële opera- onderneming. In zijn in 1638 verschenen Madrigali guerrieri et amorosi  stond hij wel nogmaals stil bij de verhouding tussen tekst en muziek. Hij verklaarde de stile concitato als toevoeging tot de vroegere stile molle e temperato: nieuw gebruikte effecten waren tremolo en pizzicato, om hartstocht of vechtlust uit te drukken. En vooral in Hor ch`el ciel e la terra (tekst van Petrarca) wisselden heftige gemoedstoestanden elkaar af! In deze Madrigaal- bundel nam hij ook veel oudere werken op als de eerder genoemde Il ballo delle ingrate en Il combattimento di Tancredi e Clorinda.

Maar al snel schreef Claudio toch drie nieuwe grote opera's: Il ritorno d'Ulisse in patria (SV 325, 1639-1640), Le Nozze d'Enea con Lavinia, 1641, (verloren gegaan, noot13) en l' Incoronazione di Poppea (SV 308). De overgeleverde partituren hiervan zijn van rondtrekkende gezelschappen uit de vroege jaren vijftig van de 17e eeuw en bevatten waarschijnlijk ook muziek die niet van Monteverdi is. l' Incoronazione di Poppea beleefde haar première in 1642 in het theater SS. Giovanni e Paolo. Echter….het slotduet Pur ti miro (waarin Poppaea en Nero hun liefde voor elkaar bezingen), ontbreekt in een libretto uit 1643. Omdat Monteverdi in dat jaar overleed, kan het duet ook best van een andere componist zijn.

Monteverdi`s latere opera`s verschillen op diverse punten van de L`Orfeo: in plaats van mythologische personen zijn er nu uitgewerkte karakterschetsen, de epiloog is verdwenen en de proloog sterk ingekort. In de partituur wordt alleen nog het hoogst noodzakelijke aangegeven, de koren zijn verdwenen, het aantal personages toegenomen, het recitatief is steeds belangrijker en de stotteraar is een vast karakter geworden.

 

In 1640/1 publiceerde Bartolomeo Magni in Venetië de reeds genoemde Selva morale e spirituale: een soort retrospectief van wat Monteverdi na de Mariavespers aan kerkmuziek had gecomponeerd: een a cappella mis, een Gloria en vijfendertig andere stukken, vooral motetten. Het Lamento d`Arianna heette er nu Pianto della Madonna en Beatus vir bleek verwant aan Chiome d`oro (6de madrigaalboek). Voor hertog Odoardo Farnese schreef Monteverdi nog een ballet, La vittoria di amore, maar ook dat is verloren gegaan.

 

Inmiddels was in Mantua Maria Gonzaga regentes geworden voor haar minderjarige zoon (Carlo II). In 1643, op 76-jarige leeftijd, wilde Monteverdi nu alsnog proberen het door de hertogelijke familie in 1609 toegezegde pensioen te krijgen en hij verzocht de doge van Venetië schriftelijk om toestemming naar Mantua te gaan. Die kreeg hij en hij vertrok in september naar Cremona en Mantua. Compleet uitgeput echter keerde hij terug naar Venetië en overleed op 29 november aan een ‘boosaardige koorts’. Na een dubbele rouwdienst in de San Marco en de Santa Maria dei Frari, werd hij in laatstgenoemde kerk ter ruste gelegd.

 

https://lh3.googleusercontent.com/ujS-R0qnJVaa65bNcy83LGT9QvAT5txOjn-Abxxe_eEXqzBl6wOITLIJvdtIBtE1SAtM=s85

https://lh3.googleusercontent.com/HXUvYjpXRwt3Mqp8VM2Sb3NVzuO2_ujl4mfcpQ-og03_YdsW5CZcWlykA09T-dX8ip0s=s85

https://lh3.googleusercontent.com/J843Ns70EUGhbb5WStE4bvmM7LfKTMmoyHvJj4XlCVG0yWpTvJ7LJ9_Um7XASePRo-KRJw=s85

https://lh3.googleusercontent.com/VWJoz1fRCTXiNT_lTW2VV0wIff92GOKDAlxXMz2qOF7jhmJ5FryVGe8vxuG2bVt6D_nWFQ=s85

https://lh3.googleusercontent.com/aLp5WHU4RN3vK4H9WwxIulcdMO--Nqf73_M-qyptB_VAfCbztb5abY8Lv9EoDhVrB8bJ=s85

https://lh3.googleusercontent.com/Dv6a-38cq69aW4s_m7QJAXJTAjzJlK2y_gzqAAyyp96qBgHdWjRbUcGKsUnp9XLhuRJs5g=s85

https://lh3.googleusercontent.com/HJ5IgMfb8zZPYiC-wqW6HcQyaa4eDR0RGk0xo3gNZTfVM3f-hFjPtpKrcBtwvVNTdS5G=s85

https://lh3.googleusercontent.com/qmfwcBm9TmaIFn0wI7VXrjQvRDD465BLZpFDkOn8NcnS5jOYiMWqyzMhebqXuyNy1JmjDg=s85

Monteverdi`s gedenksteen in de Basilica di Santa Maria Gloriosa dei Frari (kopie)

G. B. Marinoni:

Fiori poetici

Madrigali e canzonette a due e tre voci Libro nono

Francesco Cavalli

(1602-1676)

Werk van Giovanni Rovetta

Alessandro Grandi

(1590- 1630)

Heinrich Schütz (1585- 1672)

Joan Albert Ban (1597- ca. 1644)

 

Constantijn

Huygens

 

Na zijn dood publiceerde Giovanni Battista Marinoni in 1644 de Fiori poetici, met op het titelblad het enige betrouwbare portret van hem op oudere leeftijd. Alessandro Vincenti publiceerde in 1650 een Messa a quatro voci e Salmi en in 1651de Madrigali e canzonette a due e tre voci Libro nono (Monteverdi`s negende madrigaalboek)

 

Weinig is bekend van Monteverdi`s betekenis als pedagoog: Pietro Francesco Cavalli was in ieder geval een leerling van hem en Alessandro Grandi en verder wordt als zodanig genoemd Giovanni Rovetta, zijn assistent en opvolger aan de San Marco. Wellicht is Heinrich Schütz ook in de leer bij hem geweest. In Nederland werd Monteverdi genoemd door Joan Albert Ban in zijn Zangh- Bloemzel uit 1642 en door Constantijn Huygens die in 1620 Venetië bezocht op diplomatieke missie.

 

C. Monteverdi`s werken:

De Stattkus- Verzeichnis (SV) is een catalogus van alle muziekcomposities van Monteverdi en deze werd in 1985 door Manfred H. Stattkus (overleden in 2012) gepubliceerd. Er bestaat online een tweede editie van (2006). De SV ordening is ‘alfabetisch’,

waarbij een complete madrigaalbundel als letter M. telt. Er is in de online editie ook een geheel alfabetische lijst van alle (losse) liederen.

 

In het overzicht, dat –voor mijn gemak- SV geordend is en niet chronologisch, heb ik met ‘kruisjes’ of de SV-nummers díe composities opgenomen, die interessant (zouden kunnen) zijn voor de solo alt/mezzo-stem, voor duetterende sopranen en alten en voor driestemmig vrouwenkoor (SSA). Ik heb geprobeerd daar ook uitgaven bij te zoeken. Via Internet zijn veel werken te vinden. Daar worden ook verwijzingen gegeven naar collecties waarin werk van Monteverdi is opgenomen.

n.b. In onderstaande tabel is geheel onderin een overzichtje opgenomen van de belangrijkste uitgaven.

 

Jaar:

SV

 nr.

Naam bundel/ onderliggende liederen:

(in onderstaand overzicht ontbreken SV 306, 319, 323, 329, 330 en A2 (Lamento di Olimpia)

Solo M/A

Duet SA

SSA

(SVnr.)

Uit-

gave:

1584

1-

21

Canzonette a tre voci: Qual si può dir maggiore, SV 1, Canzonette d'amore, SV 2; La fiera vista, SV 3; Raggi, dov'è il mio bene?, SV 4; Vita de l'alma mia, SV 5; Il mio martir, SV 6; Son questi i crespi crini, SV 7; Io mi vivea com' aquila, SV 8; Su, su, su che'l giorno è fore, SV 9; Quando sperai del mio servir mercede, SV 10; Come farò, cuor mio?, SV 11; Corse a la morte il povero Narciso, SV 12; Tu ridi sempre mai, SV 13; Chi vuol veder d'inverno un dolce aprile, SV 14; Già mi credev' un sol esser in cielo, SV 15; Godi pur del bel sen felice, SV 16; Giù li a quel petto giace, SV 17; come crescon alla terra i fiori, SV 18; Io son fenice e voi sete la fiamma, SV 19; Chi vuol veder un bosco, SV 20; Hor, care canzonette, SV 21

 

 

 

1; 4, 6, 7, 11, 18

(SSAzie

scores/

parts)

16

16:

(4)

1-4; 6, 7, 9, 10

13,14

(7)

 

22

Lamento d'Arianna    (1623- 5 delig; zie ook SV 107 uit 1614 voor SSATB- 4 delig- laatste deel ontbreekt)

x

 

 

(2) +

1587

23-

39

MADRIGALI I (5 stemmig): Ch'ami la vita mia nel tuo bel nome, SV 23 2, Se per havervi ohimè donato il core, SV 24 3, A che tormi il ben mio s'io dico di morire, SV 25 4, Amor per tua mercè vattene a quella, SV 26 5, Baci soavi e cari, cibi della mia vita, SV 27 6, Se pur non mi consenti ch'io ami te, SV 28 7, Filli cara e amata dimmi per cortesia, SV 29 8, Poichè del mio dolore tanto ti nutri amore, SV 30 9, Fumia la pastorella tessendo ghirlandetta, SV 31 10, Se nel partir da voi vita mia sento, SV 32 11, Tra mille fiamme e tra mille catene, SV 33 12, Usciam Ninfe homai fuor di questi boschi, SV 34 13, Questa ordì il laccio, questa bella man, SV 35 14, La vaga pastorella s'en va tra fiori, SV 36 15, Amor sil tuo ferire desse tanto martire, SV 37 16, Donna sio miro voi ghiaccio divengo, SV 38 17, Ardo ma non t'amo, SV 39

-

-

-

 

Ca.

1590

40-

59

MADRIGALI II (5stemmig): Non si levava ancor l'alba novella, SV 40 2, Bevea Fillide mia e nel ber dolcemente, SV 41 3, Dolcissimi legami di parole amorose, SV 42 4, Non giacinti o narcisi, SV 43 5, Intorno a due vermiglie e vaghe labra, SV 44 6, Non sono in queste rive fiori così vermigli, SV 45 7, Tutte le bocche belle in questo nero volto, SV 46 8, Donna nel mio ritorno il mio pensiero, SV 47 9, Quell' ombra esser vorrei, SV 48 10, S'andasse Amor a caccia, SV 49 11, Mentre io miravo fiso de la mia donna, SV 50 12, Ecco mormorar l'onde e tremolar le fronde, SV 51 13, Dolcemente dormiva la mia Clori, SV 52 14, Se tu mi lassi perfida tuo danno, SV 53 15, La bocca onde l'asprissime parole solean uscir, SV 54 16, Crudel perchè mi fuggi, SV 55 17, Questo specchio ti dono rosa tu dami, SV 56 18, Non mi è grave il morire, SV 57 19, Ti spontò l'ali amor la donna mia, SV 58 20, Cantai un tempo e se fu dolc' il canto, SV 59

-

-

-

 

1592

60-

74

MADRIGALI III (5 stemmig): La giovinetta pianta, SV 60 2, O come è gran martire a celar suo desire, SV 61 3, Sovra tenere herbette e bianchi fiori, SV 62 4, O dolce anima mia dunque è pur vero, SV 63 5, Stracciami pur il core ragion è ben ingrato, SV 64 6, O rossignuol chin queste verdi fronde, SV 65 7, Se per estremo ardore morir potesse un core, SV 66 8, Vattene pur crudel con quella pace, SV 67 9, O primavera gioventù dell anno, SV 68 10, Perfidissimo volto ben lusata bellezza, SV 69 11, Chio non tami cor mio, SV 70 12, Occhi un tempo mia vita, SV 71 13, Vivrò fra i miei tormenti e le mie cure, SV 72 14, Lumi miei, cari lumi, SV 73 15, Rimanti in pace a la dolente e bella Fillida, SV 74

-

-

-

 

Ca

1603

75

-93

MADRIGALI IV (5 stemmig): Ah dolente partita, ah fin de la mia vita, SV 75 2, Cor mio mentre vi miro, SV 76 3, Cor mio non mori e mori, SV 77 4, Sfogava con le stelle, SV 78 5, Volgea l'anima mia soavemente, SV 79 6, Anima mia perdona a chi cruda, SV 80 7, Luci serene e chiare voi mincendete, SV 81 8, La piaga cho nel core donna onde lieta sei, SV 82 9, Voi pur da me partite anima dura, SV 83 10, A un giro sol de bell occhi lucenti, SV 84 11, Ohimè se tanto amate di sentir, SV 85 12, Io mi son giovinetta e rido e canto, SV 86 13, Quel augellin che canta dolcemente, SV 87 14, Non più guerra pietate occhi miei belli, SV 88 15, ch'io vorrei morire hora chio bacio amore, SV 89 16, Anima dolorosa che vivendo, SV 90 17, Anima del cor mio poi che da me misera me, SV 91 18, Longe da te cor mio struggomi di dolore, SV 92 19, Piagn'e sospira e quandi caldi raggi, SV 93

-

-

-

 

1605

94-

106

MADRIGALI V(5 stemmig): Cruda Amarilli che col nome ancora d'amar, SV 94 2, O Mirtillo anima mia, SV 95 3, Era l'anima mia già presso a l'ultim' hore, SV 96 4, Ecco Silvio colei che in odio hai tanto, SV 97 5, Ch'io t'ami e t'ami più de la mia vita, SV 98 6, Che dar più vi poss' io, caro mio ben prendete, SV 99 7, M'è più dolce il penar per Amarilli, SV 100 8, Ahi come a un vago sol cortese giro, SV 101 9, Troppo ben può questo tiranno amore, SV 102 10, Amor se giusto sei fa che la donna mia, SV 103 11, T'amo mia vita, la mia cara vita, SV 104 12, E così a poco a poco torno farfalla, SV 105 13, Questi vaghi concenti che gli augelletti intorno, SV 106

-

-

-

 

1614

107-

116

MADRIGALI VI (5 stemmig): 1, Lamento d'Arianna a 5, SV 107 2, Zefiro torna el bel tempo rimena, SV 108 3, Una donna fra laltre honesta e bella, SV 109 4, A dio Florida bella il cor piagato, SV 110 5, Lagrime d'amante al sepolcro dell amata, SV 111 6, Ohimè il bel viso, ohimè il soave sguardo, SV 112 7, Qui rise o Tirsi e qui ver me rivolse, SV 113 8, Misero Alceo dal caro albergo fore, SV 114 8a, Misero Alceo dal caro albergo fore, SV 114a 9, Batto qui pianse Ergasto, ecco la riva, SV 115 10, Presso un fiume tranquillo disse a Filena, SV 116 10a, Presso un fiume tranquillo disse a Filena, SV 116a

-

-

-

 

1619

117-

145

MADRIGALI VII (1 tot 5 stemmig): 1, Tempro la cetra e per cantar gli honori di Marte, SV 117 2, Non è di gentil core chi non arde d'amore, SV 118 3, A quest olmo, a quest ombre et a quest onde, SV 119 4, O come sei gentile caro augellino, SV 120 5, Io son pur vezzosetta pastorella, SV 121 6, O viva fiamma, o miei sospiri ardenti, SV 122 7, Vorrei baciarti o Filli, SV 123 8, Dice la mia bellissima Licori, SV 124 9, Ah che non si conviene romper la fede, SV 125 10, Non vedrò mai le stelle, SV 126 11, Ecco vicine, o bella tigre, SV 127 12, Perchè fuggi tra salci, ritrosetta ma bella, SV 128 13, Tornate o cari baci a ritornarmi in vita, SV 129 14, Soave libertate già per si lunga etate, SV 130 15, S'el vostro cor madonna altrui pietoso tanto, SV 131 16, Interrotte speranze, eterna fede, SV 132 17, Augellin che la voce al canto spieghi, SV 133 18, Vaga su spina ascosa e rosa ruggiadosa, SV 134 19, Eccomi pronta ai baci, SV 135 20, Parlo misero o taccio, SV 136 21, Tu dormi, ah crudo core, SV 137 22, Al lume delle stelle Tirsi sotto un alloro, SV 138 23, Con che soavità labbra odorate, SV 139 24, Ohimè dovè il mio ben, dov'è il mio core, SV 140 25, Se i languidi miei sguardi, SV 141 26, Se pur destina e vole, SV 142 27, Chiome doro, bel tesoro, SV 143 28, Amor che deggio far se non mi giova amar, SV 144 29, Tirsi e Clori, SV 145

X

 

 

 

 

 

 

 

139

+*

X(S)

X(A)

 

124-

130:T

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

139

(6)

Ca.

1638

146-

167

MADRIGALI VIII ( 2- 7 stemmig), SV 146-167"Canti guerrieri", (## 1-9), SV 146-154 1, Altri canti d'Amor, SV 146 2, Hor che'l ciel e la terra e'l vento tace, SV 147 3, Gira il nemico insidioso amore, SV 148 4, Se vittorie belle, SV 149 5, Armato il cor dadamantina fede, SV 150 6, Ogni amante è guerrier, SV 151 7, Ardo avvampo mi struggo, ardo accorete amici, SV 152 8, Combattimento di Tancredi e Clorinda, SV 153 9, Ballo: Movete al mio bel suon le piante snelle, SV 154 "Canti amorosi", (## 10-22), SV 155-167 10, Altri canti di Marte e di sua schiera, SV 155 11, Vago augelletto che cantando vai, SV 156 12, Mentre vaga Angioletta, SV 157 13. Ardo e scoprir ahi lasso, SV 158 14, O sia tranquillo il mare, SV 159 15, Ninfa che scalza il piede, SV 160 16, Dolcissimo uscignolo, SV 161 17, Chi vol haver felice e lieto il core, SV 162 18, Lamento della Ninfa, SV 163 19, Perchè ten fuggi o Fillide, SV 164 20, Non partir ritrosetta troppo lieve e incostante, SV 165*  21, Su pastorelli vezzosi, SV 166 22, Ballo delle ingrate, SV 167

 

 

 

150

 

151?

157?

158

159?

 

 

 

 

165

 

166

(kerst!)

 

 

 

 

 

165

*

 

 

 

1651

168-

178

MADRIGALI IX ( 2/3 stemmen en continuo): 1, Bel pastor del cui bel guardo, SV 168 2, Alcun non mi consigli, SV 169 3, Di far sempre gioire, SV 170 4, Quando dentro al tuo seno, SV 171 5, Non voglio amare, SV 172 6, Come dolce hoggi lauretta spira, SV 173 7, Alle danze, alle gioie, ai diletti, SV 174 8, Perchè se modiavi, SV 175 9, chio vamo, occhi vaghi, occhi belli, SV 176 10, Su pastorelli vezzosi, SV 177 11, O mio bene, o mia vita, SV 178

 

168?

 

 

 

1650

190-

204

MESSA ET SALMI: 1, Messa a 4 voci da capella, SV 190 2, Dixit dominus I, a 8, SV 191 3, Dixit dominus II, a 8, SV 192 4, Confitebor tibi domine I, a 1, SV 193 5, Confitebor tibi domine II, a 2, SV 194 6, Beatus vir, SV 195 7, Laudate pueri dominum, SV 196 8, Laudate dominum omnes gentes, SV 197 8a, Laudate dominum omnes gentes, SV 197a 9, Laetatus sum I, a 6, SV 198 10, Laetatus sum II, a 5, SV 199 11, Nisi dominus I, a 3, SV 200 12, Nisi dominus II, a 6, SV 201 13, Lauda Jerusalem dominum I, a 3, SV 202 14, Lauda Jerusalem dominum II, a 5, SV 203 15, Letanie della Beata Vergine, SV 204

-

-

-

 

1610

205-

206a

MISSA AC VESPERAE: 1, Missa a 6 voci da capella "In illo tempore", SV 205 1a, Missa a 6 voci da capella "In illo tempore", SV 205a 2, Vespro della Beata Vergine, SV 206 2a;  Hier uit: Nigra Sum (Hooglied)(solo-tenor) en Pulchra es (Hooglied) (duet SS)

206

206

-

 

1582

207-

229

SACRAE CANTIUNCULAE: 1, Lapidabant Stephanum, SV 207 2, Veni sponsa Christi, SV 208 3, Ego sum pastor bonus, SV 209 4, Surge propera amica mea, SV 210 5, Ubi duo vel tres congregati fuerint, SV 211 6, Quam pulchra es et quam decora amica mea, SV 212 7, Ave Maria gratia plena, SV 213 8, Domine pater et deus, SV 214 9, Tu es pastor ovium, SV 215 10, O magnum pietatis, SV 216 11, O crux benedicta, SV 217 12, Hodie Christus natus est, SV 218 13, O domine Jesu Christe adoro te, SV 219 14, Pater venit hora clarifica filium tuum, SV 220 15, In tua patientia possedisti animam tuam, SV 221 16, Angelus ad pastores ait, SV 222 17, Salve crux pretiosa, SV 223 18, Quia vidisti me Thoma credidisti, SV 224 19, Lauda Syon salvatorem, SV 225 20, O bone Iesu illumina oculos meos, SV 226 21, Surgens Iesus dominus noster, SV 227 22, Qui vult venire post me abneget se, SV 228 23, Iusti tulerunt spolia impiorum, SV 229

 

 

211?

212?

213

218

(kerst)

222

(kerst)

225

227

 

 

213

(5)

 

225

(5)

1607

230-

245

SCHERZI MUSICALI I: 1, I bei legami che stami intorno, SV 230 2, Amarilli onde m'assale, SV 231 3, Fugge il verno dei dolori, SV 232 4, Quando lalba in oriente, SV 233 5, Non così tosto io miro, SV 234 6, Damigella tutta bella, SV 235 7, La pastorella mia spietata e rigida, SV 236 8, O rosetta, che rosetta, SV 237 9, Amorosa pupilletta che saetta, SV 238 10, Vaghi rai di cigli ardenti, SV 239 11, La violetta chen su lherbetta, SV 240 12, Giovinetta ritrosetta, SV 241 13, Dolci miei sospiri, SV 242 14, Clori amorosa damor rubella, SV 243 15, Lidia spina del mio core, SV 244 16, Balletto: De la bellezza le dovute lodi, SV 245

-

-

-

 

1632

246-

251

SCHERZI MUSICALI II: 1, Maledetto sia laspetto, SV 246 2, Quel sguardo sdegnosetto, SV 247 3, Era già tutta mia, SV 248 4, Ecco di dolci raggi il sol armato, SV 249 ; Io che armato sin hor d`un duro gelo 4a, Ecco di dolci raggi il sol armato, SV 249a 5, Et è pur dunque verò, SV 250 6, Zefiro torna e di soavi accenti, SV 251 (toelichting/ vertaling)

246

248

249

-

-

 

1640

1641

252-

288

SELVA MORALE E SPIRITUALE: 1, O ciechi il tanto affaticar che giova, SV 252 2, Voi chascoltate in rime sparse il suono, SV 253 3, E questa vita un lampo, SV 254 4, Spuntava il quando la rosa sovra, SV 255 5, Chi vol minnamori, SV 256 6, Messa a 4 da capella, SV 257 6a, Messa a 4 da capella, SV 257a 7, Gloria, SV 258 8, Crucifixus, SV 259 9, Et resurrexit, SV 260 10, Et iterum venturus est, SV 261 11, Ab aeterno ordinata sum, SV 262 12, Dixit dominus I, a 8 in g, SV 263 13, Dixit dominus II, a 8 in d, SV 264 14, Confitebor tibi domine I, a 8, SV 265 15, Confitebor tibi domine II, a 3, SV 266 16, Confitebor tibi domine III, a 5, SV 267 16a, Confitebor tibi domine IIIa, a 1, SV 267a 17, Beatus vir I, a 6, SV 268 18, Beatus vir II, a 5, SV 269 19, Laudate pueri dominum I, a 5, SV 270 20, Laudate pueri dominum II, a 5, SV 271 21, Laudate dominum omnes gentes I, a 8, SV 272 21a, Laudate dominum omnes gentes Ia, a 5, SV 272a 22, Laudate dominum omnes gentes II, SV 273 23, Laudate dominum omnes gentes III, SV 274 24, Credidi propter quod locutus sum, SV 275 25, Memento domine David, SV 276 26, Sanctorum meritis I, SV 277 27, Sanctorum meritis II, SV 278 27a, Deus tuorum militum I, a 1, SV 278a 27b, Iste confessor I, a 1, SV 278b 28, Iste confessor II, a 2, SV 279 28a, Ut queant laxis, SV 279a 29, Deus tuorum militum II, a 3, SV 280 30, Magnificat I, a 6, SV 281 31, Magnificat II, a 4, SV 282 32, Salve Regina I, SV 283 33, Salve Regina II, SV 284 34, Salve Regina III, SV 285 35, Jubilet tota civitas, SV 286 36, Laudate dominum in sanctis eius, SV 287 37, Pianto della Madonna, SV 288

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

287

 

 

260

 

 

 

 

 

 

 

 

 

284

-

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1625

 

1625

 

1624

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1625

 

 

 

 

 

 

1624

1625

 

 

 

 

 

1624

289

290

291

292

293

294

295

296

297

298

299/a

300

301

302

303

304

305

307

308

309

310

311

312

313

314

315

316

317

318

320

321

322

324

325

326

327

328

331

332

333

334

335

336

337

Adoramus te Christe,   (6 stemmen)

Ahi che si partì il mio bel sol adorno,

L'Arianna,

Ballo, SV A1  [Gitarre solo] Cantate domino canticum novum a 2,

Cantate domino canticum novum a 6,

Christe adoramus te,

Confitebor tibi domine a 4

Confitebor tibi domine a 1

Currite populi, psallite timpanis,

Domine ne in furore tuo

Ecce sacrum paratum convivium, Ecce sacrum paratum convivium,

Ego dormio et cor meum vigilat,

Ego flos campi (alto) –toelichting/interpretatie hierboven

En gratulemur hodie,

Exulta filia Sion,

Exultent caeli et gaudeant angeli,

Fuge anima mea mundum, (alto; vioolpartij niet essentieel?)

Gloria a 8,

L'Incoronazione di Poppea: Disprezzata Regina(mezzo)*; Adagiati Poppea(alt)*;  Pur ti miro, pur ti godo

Io ardo , ma'l foco è di tal sorte,

La mia Turca che d'Amor non ha ,

Laudate pueri dominum a 6

O beatae viae,

O bone Jesu, o piissime Jesu,

Occhi miei se mirar più non debb' io,

O come vaghi, o come cari sono Lidia,

Ohimè ch'io cado,

O quam pulchra es amica mea,

L'Orfeo : In un fiorito prato (1); Ecco purch`a voi ritorno(3); Pròloge: La Musica*

Perchè se m'odiavi,

Più lieto il guardo,

Prima vedrò ch'in questi prati nascano,

Quante son stelle in ciel,

Il Ritorno d'Ulisse in patria,

Salve o Regina,

Salve Regina,

Sancta Maria succurre miseris,

Se non mi date aita,

dolce è'l tormento,

Su le penne de' venti,

Taci Armelin, deh taci,

Venite sitientes ad aquas domini,

Venite videte martirem,

Voglio di vita uscir,

 

 

 

 

 

 

 

 

297

 

299

 

301

 

 

 

 

 

308

 

 

 

 

 

 

 

316?

317

318

 

 

 

 

 

326

327

 

 

 

 

 

 

 

 

292

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

305

 

308

 

 

 

312

313

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

328

 

 

 

 

335

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

UE;*

Faber

0136

0138

 

 

 

 

 

 

318:

(1)

(3)

*

Uitgave: indien niet apart vermeld:  via IMSLP.org/ Monteverdi- in een aantal gevallen is de vermelding met link (bijv.) !

 

(1) Arie Antiche vol. 3;

(2)= 30 Italian Songs

(3)Aus dem goldenen Zeitalter des Bel Canto (Eine Auswahl von 26 Gesängen) band II (ook IMSLP);

(4) Muziekkalender deel 1 André Hontelé 

(5) Seventh Chester Book of Motets

(6)Alte Meister des Bel Canto, Edition Peters nr. 3348 b

(7)Chor Archiv Claudio Monteverdi Canzonetten für drei gleiche Stimmen, Bärenreiter 1562

 

D.Van enige (solo)liederen volgt hieronder een nadere toelichting:

I.   Ego flos campi

II. O quam pulchra es

III.Salve (o) Regina

IV.Nigra sum

 

I. Ego flos campi (alto) (SV 301) in: Lorenzo CalviSeconda raccolta de' sacri canti, Alessandro Vincenti, Venezia, 1624 en uitgegeven door Gian Francesco Malipiero (1882-1973): Tutte le opere de Claudio Monteverdi, Musica Religiosa, Part 2 Volume 16, Vienna, Universal Edition, 1942; Re- issue 1968 (IMSLP)

 

a.Betekenis tekst: Het lied is afkomstig uit het Hooglied van Salomo (II, vers 1-3), dat een beurtzang beschrijft tussen Bruid en Bruidegom.

De tekstregel ‘Ego flos campi’ is/wordt door velen op allerlei manieren ‘vertaald’:

Ik ben een Roos van Saron, een Lelie der dalen (Statenvertaling)

Ik ben een krokus van de Saronvlakte, een lelietje van dalen (Willibrordvertaling)

Ik ben een lelie van de Saron, een wilde lelie in het dal (Nieuwe Bijbelvertaling) etc.

Daarnaast heb ik ook nog gevonden ‘narcis van Saron, ‘tulp’ , ‘bol’ of ‘bolplant’, maar ook gewoon, heel sec: ‘blome des veldes.

 

b.Wie spreekt welke tekst?

Het Hooglied is in principe –in het Latijn en Grieks- ‘neutraal’ in het aangeven wie vers 1 spreekt. In kolom 2 en 3 staan verschillende –vertaalde- versies. Kolom 2 geeft aan dat vers 1 (en 2) over haar (de bruid) gaan. De Nieuwe Bijbelvertaling in kolom 3 laat het geslacht van de spreker in vers 1 (weer) onbepaald. Vers 1 hoort noch bij hem, noch bij haar.

 

Volgens sommigen wordt in het vers van de ‘Roos van Saron’ verwezen naar de heerlijkheid van Christus, de komende bruidegom. Weer anderen ontkennen echter dat het over Jezus de bruidegom gaat.

Kortom: er is heel veel discussie over: wie spreekt vers1 !

 

c.Uitvoeringen: Er bestaan veel –soms zeer versierde- uitvoeringen van het lied, zowel op CD (bijv. 1993 Axel Kőhler/Lautten Compagney; 2000 Gérard Lesne- Ombra mai fu) als –inmiddels- op YouTube. Echter verschillende (oudere) CD-uitvoerenden (Axel Kőhler én Gérard Lesne) hebben net als diverse (hedendaagse) YouTubers het Latijn niet begrepen:

In het handschrift van Calvi staat ‘filius que desidera veram sedi. Deze tekst is later over het algemeen, maar ook nog niet altijd, veranderd in ‘illius que(m)/ quam desidera(t ?) veram sedi met een duidelijke (ook als zodanig gezongen- zie YouTube) spatie tussen ‘desidera’ en ‘veram’. Desidera en veram hebben ‘los’ geen betekenis

Het juiste Latijn is, zie ook de tekst hieronder, ‘Illius quem desideraveram sedi met de spatie tussen ‘desideraveram’ en ‘sedi’.

 

1.Ego flos campi
et lilium convallium.

2.Sicut lilium inter spinas,
sic amica mea inter filias.

3.Sicut malus inter ligna silvarum,
sic dilectus meus inter filios.
Sub umbra illius, que desideraveram, sedi,
et fructus eius dulcis gutturi meo.

(Hooglied II: 1-3) 

 

quem : Neo-Vulgaat

quam: Vulgaat

Zij [1] Ik ben een krokus van de Saronvlakte, een lelietje van dalen!

2] Ja, als een lelie onder de doorns, zo is mijn vriendin onder de meisjes.

Hij [3] Als een kweeboom tussen het wilde hout, zo is mijn lief onder de jonge mannen.

Ik smacht ernaar in zijn schaduw te zitten; zijn vrucht is zoet voor mijn mond.(en nog vele variaties)

 

(mijn interpretatie:)

Zij (is =over haar; hij spreekt)

Hij (is= over hem; zij spreekt)

 

Interlevensbeschouwlijke versie, zie ook

volgende kolom

[1] Ik ben een lelie van de Saron,

een wilde lelie in het dal.

Hij [2] Als een lelie tussen de distels,

zo is mijn vriendin tussen de meisjes.

Zij [3] Als een appelboom tussen de bomen van het bos, zo is mijn lief tussen de jongens.

Ik verlang in zijn schaduw te zitten,

met mijn tong wil ik zijn zoete vruchten proeven.

 

 

(mijn interpretatie: )

Hij (is de spreker zelf)

Zij (is de spreker zelf)

 

De Nieuwe Bijbelvertaling

I am the rose of Sharon,

and the lily of the valleys.

As the lily among thorns,

so is my love among the daughters.

As the apple tree among the trees of the wood,

so is my beloved among the sons.

I sat down under his shadow with great delight,

and his fruit was sweet to my taste.

 

Translation: King James Version

 

II.O quam pulchra es (SV 317) in: ‘Raccolta di Leonardo Simonetti. - Ghirlanda sacra scielta da diuersi Eccellentissimi Compositori de uarij Motetti à Voce sola Libro Primo Opera Seconda per Leonardo Simonetti Musico nella Capella del Ser.mo Prencipe di Venezia in S. Marco. - Stampa del Gardano. In Venezia 1625.’ Uitgegeven door:

1.      Gian Francesco Malipiero (1882-1973): Tutte le opere de Claudio Monteverdi, Musica Religiosa, Part 2 Volume 16, Vienna, Universal Edition, 1942; Re- issue 1968 (IMSLP)

2.      (Edizione) Marcello Campra, n.d.(1917) Antiche cantata spirituali; arranger Francesco Vatielli(1876-1946) piano-uittreksel

(IMSLP)

3.      op CPDL: een vrij recente uitgave door Peter Rottländer

 

De tekst is een compilatie van verschillende verzen van het Hooglied.

 

O quam Pulchra es amica mea, columba mea
Formosa mea, o Pulchra es !
O quam Pulchra, oculi tui columbarum
capilli tui sicut greges caprorum
dentes tui sicut greges tonsarum.
Quam Pulchra es o Pulcherrima
quam Pulchra es inter mulieres
Egredere et veni,
qui amore langueo.
Veni formosa mea, soror mea,
veni immaculata mea,
veni quia amore langueo.
Et anima mea liquefacta est.

Hooglied 4: 1

 

 

Hooglied 1:15/ 4:1

 

 

Hooglied 4:2

Hooglied 1: 8

 

Hooglied 2:5/ 5:8

Hooglied 4:5

 

Hooglied 5:6

Zie u bent mooi, mijn vriendin, mijn duifje

Gij bent schoon en

(van achter uw sluier)

(Zijn) uw ogen als duiven

Uw haar is als een kudde geiten

Uw tanden zijn als een kudde pasgeschoren schapen

Gij zijt de mooiste onder de vrouwen

 

Kom, want ik smacht van liefde

Kom o prachtige, mijn zuster,

Mijn onbevlekte,

ik smacht van liefde

En mijn ziel is gesmolten

 

‘At first listen, much of Monteverdi's religious music doesn't sound "religious" at all, at least not in a customary way. The term sacred motet has to be taken with some salt, for the style of many of these late sacred works is exactly that of his secular, concertato music. O quam pulchra es is an especially fine and convenient example. Nothing outward reveals its religious intent. Even the text, which begins "O how fair thou art, my dove, my fair one!" is indistinguishable from the poems used in madrigals, except that the beloved in this case is actually the Virgin Mary, who was deeply venerated in Venice, where Monteverdi was at the time he composed the motet.

If it seems contradictory now to compose sacred music in such an outwardly secular style, the atmosphere of Venice at the time should be recalled. Even the nuns there lived a life of ease, dressed in high fashion, waking late, gossiping, eating sweets, and generally just gallivanted about in the most harmless, carefree way. The churches themselves, by contemporary accounts, were more concert halls than places of worship; people attended in order to hear the beautiful music and gabbed away during the rest of the service. There just wasn't room in the airy Venice of the 1620s for old-fashioned, Netherlandish solemnity. O quam pulchra es, despite its title, is a song of common joy, as if celebrating the gift of earthly life was the most meaningful prayer Monteverdi could possibly make’ (Tekst van Donato Mancini op https://www.allmusic.com/composition/o-quam-pulchra-es-amica-mea-motet-for-solo-tenor-sv-317-mc0002374272 ).

 

III. Monteverdi heeft twee sololiederen voor de tenorstem en b.c. gecomponeerd met de title Salve (o) Regina namelijk:

1.Salve o Regina (SV 326) in: Lorenzo Calvi, Seconda raccolta de' sacri canti, Alessandro Vincenti, Venezia, 1624 (zie ook I) en

2.Salve Regina (SV 327) in: ‘Raccolta di Leonardo Simonetti. - Ghirlanda sacra scielta da diuersi Eccellentissimi Compositori de uarij Motetti à Voce sola Libro Primo Opera Seconda per Leonardo Simonetti Musico nella Capella del Ser.mo Prencipe di Venezia in S. Marco. - Stampa del Gardano. In Venezia 1625’. (zie ook II).

Beide werken zijn uitgegeven door Gian Francesco Malipiero (1882-1973): Tutte le opere de Claudio Monteverdi, Musica Religiosa, Part 2 Volume 16, Vienna, Universal Edition, 1942; Re- issue 1968 (IMSLP)

Over nr. 1 zegt John Whenham in zijn toelichting (https://www.hyperion-records.co.uk/dw.asp?dc=W2780_GBAJY0551911):

‘In this variant on the ‘Salve Regina’ text, an anonymous adapter (possibly Monteverdi himself) combines phrases from the first and last lines of the original text to provide a whole series of invocations — ‘o Regina, o mater, o vita, o spes, o clemens, o pia, o dulcis virgo Maria’ – which are heard at the beginning of the setting and then brought back a further three times to punctuate the text and to lend a sense of urgency to the affective declamatory setting. The work was first published in 1624 in the Second Collection of Sacred Songs of Lorenzo Calvi, at that time still a bass singer at Pavia Cathedral’.

Van nr. 2 staat op http://www3.cpdl.org/wiki/images/c/cb/Mont-sal.pdf een vrij recente uitgave door Peter Rottländer.

De auteur van de tekst Salve Regina is niet bekend. Onderstaande tekst (met vertaling) is die van versie 2.

 

Zie Nieuwsbrief 41 voor de toelichting op de meerstemmige uitvoeringen van de Salve Regina`s (SV 283, 284 en 285): Het ‘Salve Regina’ is een van de Maria- antifonen, die elk in een andere periode van het jaar worden gezongen. Het Salve Regina wordt gezongen tussen Trinitatis(14) en het feest van ‘Christus Koning van het heelal’(15). Ook bidt men het wel aan het eind van het rozenkransgebed (16).

Salve, Regina, Mater misericordiae,

vita, dulcedo, et spes nostra, salve.

Ad te clamamus, exsules filii Evae.

Ad te suspiramus, gementes et flentes

in hac lacrimarum valle.

 

Eia, ergo, advocata nostra, illos tuos

misericordes oculos ad nos converte;

et Iesum, benedictum fructum ventris tui,

nobis post hoc exsilium ostende.

O clemens, O pia, O dulcis Virgo Maria.

Wees gegroet, koningin, moeder van barmhartigheid;

ons leven, onze vreugde en onze hoop, wees gegroet.

Tot u roepen wij, ballingen, kinderen van Eva;

tot u smeken wij, zuchtend en wenend

in dit dal van tranen.

 

Daarom dan, onze voorspreekster,

sla op ons uw barmhartige ogen;

en toon ons, na deze ballingschap,

Jezus, de gezegende vrucht van uw schoot.

O goedertieren, o liefdevolle, o zoete maagd Maria.

 

IV. Nigra sum no. 3 uit de Maria Vespers (SV 206):

In de rooms-katholieke Kerk bestaat het gezongen Vespergebed uit een opening, een hymne, twee psalmen met antifonen, een lofzang uit het Nieuwe Testament met antifoon, een korte schriftlezing, beurtzang, de lofzang van Maria, het Magnificat – gebaseerd op het Evangelie volgens Lucas (1:46-55) – met een antifoon, en slotgebeden (waaronder het Onze Vader).

Opmerkelijk aan deze vespers is dat Monteverdi, naast 5 psalmen (in plaats van 2), een hymne en het Magnificat, ook nog 4 concerti sacri en een instrumentaal Sonata sopra Sancta Maria invoegde. Deze concerti sacri zijn:

   .Nigra sum (tekst naar het Hooglied)

   .Pulchra es (tekst naar het Hooglied)- duet

   .Duo Seraphim (teksten uit Jesaja 6: 2 en 3 en uit 1 Johannes 5): duet en terzet

   .Audi coelum (een anoniem liturgisch gedicht, gezongen met een echo)

 

Deze extra delen zijn alternatieven voor de gebruikelijke antifonen. Dit zorgt voor een grote liturgische coherentie. Niet alleen de verwante toonaarden tussen de delen onderschrijven die samenhang, maar ook het gebruik van de cantus firmus – ontleend aan het Gregoriaans – in de vijf psalmen, de hymne, de sonate en het Magnificat dragen hiertoe bij. De gregoriaanse melodie is de basis voor de twaalf verschillende variaties in het Magnificat (o.a. voor zevenstemmig koor, voor vocale soli, enz.).

In tegenstelling tot het “oude gebruik” van de cantus firmus (stile antico) in onder andere zijn psalmen, heeft Monteverdi voornamelijk de concerti sacri op een zeer vooruitstrevende manier getoonzet. Hij volgt zijn eigen devies van de seconda prattica, “prima la parole e poi la musica” (= eerst het woord en dan pas de muziek), nauwgezet.

 

Nigra sum, sed formosa,
filiae Jerusalem.
Ideo dilexit me rex
et introduxit me in cubiculum suum
et dixit mihi:
Surge, amica mea, et veni.
Iam hiems transiit,
imber abiit et recessit,
flores apparuerunt in terra nostra.
Tempus putationis advenit.

Al ziet mijn wezen er donker uit, ik ben toch schoon,
o dochters van Jeruzalem;
daarom heeft de Koning mij bemind en mij
binnengeleid in de bruidskamer.
En Hij zei tot mij:
sta op, mijn vriendin en kom,
reeds is de winter voorbij,
de slagregen is over en verdwenen,
bloemen zijn verschenen op onze aarde.
De tijd voor het snoeien (17) is gekomen.

 

Van alle delen uit de Vespers (18) heeft Nigra sum (19) de simpelste bezetting: een enkele solostem met een continuobegeleiding. Het is één van de eerste voorbeelden van de recitatieve stijl in de kerkmuziek: alles ten dienste van de expressie van affecten in de tekst. Dat is in dit geval een veelvuldig getoonzette bewerking van verzen uit het oudtestamentische Hooglied (1:4, 2:10-12) en enkele antifonen voor Mariavespers. Hoewel de zanger - noodgedwongen - een man is, komt de tekst uit de mond van een vrouw die haar echtgenoot citeert. Hoewel de uitleggers van mening verschillen, zou de tekst kunnen verwijzen naar de conceptie van Maria. De tempus putationis, de lente, is een allegorische aanduiding voor de overgang van de oude wet, de ‘winter’ van schuld, boete en vergelding, naar de nieuwe wet van liefde en verlossing door de incarnatie van Christus. Meteen de eerste noten maken duidelijk hoezeer de noten de tekst willen laten spreken: een donker, laag Nigra (zwart) tegenover een hoog en opgewekt formosa (bekoorlijk). Verderop wordt het surge (sta op) levendig verbeeld.

 

Er staan op Internet verschillende bladmuziekuitgaven, waaronder bij IMSLP en John Kilpatrick.

 

Aan deze tekst is het laatst gewerkt op 15 januari 2021

 

Noten:

(1). Claudio zuan antoni, zoon van de heer Baldasar modverdo. Baldassare was sinds 1587 ook ‘dottore’ (de Haen p. 9)

(2). Ingegneri droeg zijn eigen Primo libro de madrigali a sei voci (1586) op aan de hertog van Parma, waarin hij verwees naar Cipriano de Rore, die als eerste madrigaalcomponist experimenteerde met chromatiek als expressiemiddel.

(3) Vincenzo I ondernam deze op verzoek van de Habsburgse keizer Rudolf II

(4). https://nl.wikipedia.org/wiki/Claudio_Monteverdi

(5). http://www.interlude.hk/front/arranged-happy-marriage-claudio-monteverdi-claudia-cattaneo/

(6). Volgens http://www.interlude.hk/front/arranged-happy-marriage-claudio-monteverdi-claudia-cattaneo/

(7). Wikipedia-Claudio Monteverdi/ Frits de Haen p. 26

(8). Frits de Haenp. 37: in zijn Selva morale e spirituale uit 1640/41 gebruikte Monteverdi het nogmaals onder de titel ‘Pianto della madonna’ waarbij niet Ariadne om Theseus treurt, maar Maria onderaan het kruis om haar zoon: ‘lasciate mi morire is nu ‘iam moriar’.

(9). De Haen p. 41: zijn grieven en de belofte van salarisverhoging. Deze belofte werd nooit ingelost.

(10). De Haen p. 42: het begin van L`Orfeo uit 1607 is namelijk sterk verwant aan dat van de Mariavespers

(11). Massimiliano stierf in 1661 en Francesco vermoedelijk ca. 1677 (New Grove)

(12 ). De Haen p. 75

(13). https://en.wikipedia.org/wiki/Lost_operas_by_Claudio_Monteverdi

(14). De zondag Trinitatis (ook wel Hoogfeest van de Heilige Drie-eenheid (latijn: trinitas) of Drievuldigheidszondag genoemd) is de kerkelijke naam voor de zondag na Pinksteren. De zondagen tussen Trinitatis en Advent (vier weken voor Kerst) hebben als naam de rangorde na Trinitatis (Eerste zondag na Trinitatis, Tweede zondag na Trinitatis enz. Het aantal zondagen na Trinitatis is afhankelijk van de Paasdatum.

(15). 34ste en laatste zondag van het liturgische jaar= tussen 20 en 26 november.

(16). https://nl.wikipedia.org/wiki/Rozenkrans

(17). https://nl.wikipedia.org/wiki/Mariavespers, noot 2: andere vertalingen geven “zangtijd” in plaats van “snoeitijd”; het latijnse woord komt zelden voor

(18). https://eduardvh.home.xs4all.nl/MONT-prt.pdf: Deze reeks op zichzelf vertoont een duidelijke eigen ordening: het aantal deelnemende stemmen - vocaal en instrumentaal - wordt steeds groter. De eerste drie zijn geschreven voor respectievelijk één, twee en drie vocale solisten; het vierde vergt aanvankelijk slechts twee zangers maar doet in het vervolg een beroep op een zesstemmig koor. De Sonata ten slotte heeft slechts één vocale partij doch maar liefst negen instrumentale. - 5 - Met name de vier solo-motetten zijn stilistisch de meest onversneden voorbeelden van de seconda prattica, de moderne, in de eerste opera’s tot bloei gekomen virtuoze stijl die de muziek radicaal in dienst wil stellen van de expressie van de inhoud van de tekst onder het motto “Maak tekst de meester van de harmonie, niet haar knecht”. De gelijkwaardigheid van alle stemmen - karakteristiek voor de oude polyfonie - is opgegeven ten faveure van een onderscheid tussen melodie en begeleiding; de laatste krijgt, in de vorm van een bassus generalis of een basso continuo de harmonische functie zodat vocale solisten een grote vrijheid krijgen tot retorische declamatie en muzikale verbeelding van de affectieve betekenis van de tekst. Die zang gaat gepaard met - voor onze hedendaagse oren - de meest vreemdsoortige versieringen, vaak adembenemende ornamenten als groppi, trilli, tremoli, esclamazioni etc., die Monteverdi minutieus noteert. Anno 1935 schreef de musicoloog Arnold Schering erover: “Zangers die deze verbluffende coloraturen kunnen uitvoeren bestaan tegenwoordig helaas niet meer. (...) Wegens het volledig uitsterven van deze traditie in de zangkunst zullen dergelijke composities altijd raadselachtig voor ons blijven". ‘Uiteraard geldt ook voor Monteverdi’s kerkmuziek dat er geen vrouwen in mochten optreden. De hoge partijen werden gezongen door jongens, castraten en falsetterende mannen. Werden dezelfde stukken echter gespeeld in een wereldlijke omgeving waar dat vrouwenverbod niet gold, dan had men weinig moeite met de vervanging van bijvoorbeeld tenor- door sopraan-solo’s.

(19). https://eduardvh.home.xs4all.nl/MONT-prt.pdf: Nigra sum

 

Bronnen:

Geschreven:

Frits de Haen, Monteverdi, zijn leven, zijn brieven, uitgeverij Alamire, Peer 1989

Donald C. Sanders, Music at the Gonzaga Court in Mantua, Lexington Books Lanham, Boulder, New York, Toronto, Plymouth (UK), 2014

Pieter Bergé, Mark Delaere, Als Orpheus zingt…….De klassieke oudheid in de West- Europese muziek, Leuven, 2008

Stanley Sadie, The New Grove Dictionary of Music & Musicians, London 1980

30 Italian Songs and Arias of the seventeenth and eighteenth centuries, selected and edited by Roger Nichols, medium-low voice, Peters Edition Limited, London 2007

Arie Antiche, Raccolte ed elaborate da A. Parisotti, Ricordi, vol. 3

Aus dem goldenen Zeialter des BEL CANTO, Eine Auswahl von 26 Gesängen des XVII. und XVIII.Jahrhunderts, Band I, zusammengestellt von Henry Edward Krehbiel, B. Schott`s Sőhne  Mainz- Leipzig-London- Brussel- Paris/ New- York: G. Schirmer

Alte Meister des Bel Canto, Edition Peters nr. 3348 b

The Seventh Chester Book of Motets, Motets for 3 Voices

Websites:

http://www.interlude.hk/front/arranged-happy-marriage-claudio-monteverdi-claudia-cattaneo/

https://en.wikipedia.org/wiki/Lost_operas_by_Claudio_Monteverdi

https://en.wikipedia.org/wiki/Stattkus-Verzeichnis; http://www.dieter-ewerth.de/Stattkus-Musik/Basic-1.pdf

https://nl.wikipedia.org/wiki/Vroegmoderne_Tijd

http://www.flaminioonline.it/Biografie/Monteverdi-catalogo-stattkus.html

 

Terug naar de Home-page