Constantijn Huygens sr. (1596 – 1687)

 

                                                                              Stamboom familie Huygens:

 

Christiaan Huygens sr. (1551 – 1624) X   Susanna Hoefnagel      (1561 – 1633)

                         hun 6 kinderen:

 

Maurits Huygens

(1595 – 1642)

Constantijn Huygens

(1596 – 1687) X

Susanna v. Baerle

(1599 – 1637); 5 kinderen:

            I

Elisabeth Huygens

(1598- 1612)

Geertruid Huygens

(1599- 1680)

Catharina Huygens

(1601- 1618)

Constantia Huygens

(1602- 1667)

 -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

 I                                                  I                                               I                                     I                                   I

 

Constantijn

(1628 – 1697)

Christiaan

 

Lodewijk

(1631- 1699)

Philippus

(1633 – 1657)

Susanna

(1637 – 1725)

 

 

Constantijn sr.:

1590

1600

1610

1620

1630

1640

1650

1660

1670

1680

1690

Functies:

 

 

 

Secretaris Frederik Hendrik

Lid domeinraad Oranje(1630)

WII

Voorzitter domeinraad (1654- 1676) en onderhandelaar v.d. Oranjes

 

De vrouwen

rond

Constantijn:

Zijn zus Geertruid Huygens

 

 

Zijn zus Constantia (Constance) Huygens (0)

 

 

Dorothea van Dorp:  Song &Song

 

 

Lucretia van Trello (stiefmoeder van Dorothea)

 

 

Lady Mary Killigrew (later Lady Stafford)

 

 

Anna Roemers Visscher

 

 

Susanna v. Baerle

 

 

Anna Maria van Schurman (contact tot ca. 1670)

 

 

Utricia Ogle

 

 

Maria Tesselschade R. Visscher

 

 

Maria Casembroot

 

 

B. de Cusance

 

 

M.M.Pergens

 

 

Geertruid Huygens

Constance Huygens

Dorothea van Dorp -model voor rijke Vrijster

Oogentroost voor Lucretia van Trello

Lady Mary Killigrew door Van Dijck

De Muiderkring met Anna en Maria Tesselschade-leest gedicht

Susanna van Baerle met Constantijn

anna maria van schurman

Geertruid Huygens

Constance H.

D. van Dorp

Oogentroost

Lady Mary

Killigrew

De Muiderkring met Anna R. Visscher en Maria Tesselschade

Dubbelportret Constantijn en Susanna (1635-J.v.Campen)

A.M. van

Schurman

Hoofdstukindeling:

I.                Biografie Constantijn sr.

II.              Constantijn en de schilderkunst

III.            Constantijn en de muziek:

A. de Pathodia sacra et profana

                  B. de overige muziek

                  C. uitvoeringen op CD van muziek van Huygens en de verkrijgbaarheid van bladmuziek

                  D. achtergronden van de liederen van Constantijn Huygens

                  E. Constantijn en zijn muzikale –buitenlandse- contacten (in schema)

 

I.Biografie Constantijn sr.:

Omdat een groot deel van Constantijns briefwisseling bewaard is gebleven, beschikt men over heel veel authentiek bronnenmateriaal. Dat materiaal was tot 2013 reeds verwerkt in een groot aantal boeken en artikelen, maar vanwege het Huygens–jaar 2013 zijn er opnieuw een aantal verschenen, zowel over Constantijn sr., Christiaan jr. als Constantijn jr. Onderstaande beknopte biografie van Constantijn sr. kan dus geen unieke inzichten bieden, maar ordent de bekende feiten hoogstens een beetje anders dan andere geschriften. Om Constantijn in de juiste historische context te plaatsen, wordt aangeraden eerst het hoofdstuk over de Internationale Politiek in zijn tijd te lezen. Verder zijn meerdere thema`s niet of nauwelijks uitgewerkt (relaties met vrouwen, geleerden, vorsten, huizen, veldtochten, bibliotheek enz.) om de grote lijn van zijn biografie vast te kunnen houden. Wil men meer weten dan wordt verwezen naar het bronnenmateriaal en met name naar het boeken van Rudolf Dekker over Constantijn Huygens jr. en naar het in 2016 verschenen boek van Luc PanhuysenOranje tegen de Zonnekoning’. Veel wat beschreven staat in het dagboek van Huygens jr. is ook een goede illustratie van leven en werken van Constantijn sr. Goede informatie over Huygens’ muziek verschafte de -onlangs door mij op Internet aangetroffen- scriptie uit 2005 van Astrid de Jager (1).

 

Constantijn werd geboren in 1596 te Den Haag, als tweede zoon van Christiaan Huygens (sr.) –secretaris van de Raad van State-  en Susanna Hoefnagel, uit Antwerpen afkomstig. Christiaan gaf, samen met enige gouverneurs, zijn kinderen thuis les omdat hij zelf slechte herinneringen aan school had. Vanaf zijn vijfde tot zijn negende kreeg Constantijn samen met zijn broer Maurits zangles, les op de gamba, de luit en het klavecimbel. Hij leerde Frans op zevenjarige leeftijd en Latijn vanaf zijn negende, daarna Grieks en later ook nog Italiaans en Engels. Paardrijden, schermen, schaatsen, zwemmen en hardlopen, maar ook tekenen en boetseren kregen ruime aandacht. Vader Christiaan meende namelijk dat zijn zonen geen gefundeerd oordeel over iets zouden kunnen hebben als ze de basisbeginselen niet kenden en bovendien zouden ze met handenarbeid  -indien nodig- ook hun brood kunnen verdienen.. Daarna studeerde Constantijn wiskunde, recht en logica. Constantijn en Maurits werden gemodelleerd naar het aristocratische renaissance-ideaal, de ‘uomo universale’. Deze eruditie werd niet nodig geacht voor hun zussen, omdat ze toch geen openbaar ambt zouden gaan bekleden. Van 1617 af werkte Constantijn enige tijd bij de advocaat Anthonie de Huybert te Zierikzee om het praktische juridische handwerk te leren. In 1617 verscheen ook voor het eerst een gedicht van hem in druk: ‘Larmes sur la Mort de feu Monsieur Maurice de Nassau’ (2).

In het vervolgverhaal over zijn leven zijn de gegevens over zijn reizen, functies en belangrijke kennissen, waaronder veel vrouwen, chronologisch met elkaar verbonden, zodat men een idee kan krijgen waarmee Constantijn allemaal tegelijk bezig was.

 

Aanvankelijk schreef Constantijn vooral gedichten in het Latijn en Frans, maar Anna Roemers Visscher en Jacob Cats (3) overreedden hem ook in het Nederlands te dichten. Via Anna kwam hij in contact met Pieter Cornelisz. Hooftdrost van Muiden- die dat ook deed.

Met zijn ‘buurmeisje’ Dorothea van Dorp uit Den Haag had hij in deze tijd tweemaal een verhouding, maar het bleef vriendschap en werd geen huwelijk (4).

 

In 1618 reisde Constantijn, met zijn luit, mee in het gevolg van sir Dudley Carleton, de Engelse gezant bij de Staten (5) naar Engeland. In 1620 ging hij als secretaris (secrétaire d`ambassade) met ambassadeur François van Aerssen mee naar Venetië. De bedoeling van deze missie was vooral het verwerven van protestantse steun in de oorlog tegen Spanje. Constantijn was weliswaar een calvinist, maar geen orthodoxe à la Voetius, hoewel hij wel rigoureuze maatregelen wilde tegen de arminianen omdat hij bang was dat de twisten de staat zouden verzwakken.

In Venetië maakte hij kennis met Claudio Monteverdi en zijn monodische muziek.

 

In 1621 solliciteerde hij op de functie van secretaris bij stadhouder Maurits, maar hij werd niet aangenomen. Wel reisde hij tot driemaal toe met luit en hond, nu als secretaris van de Staten, naar Engeland om steun voor de Republiek te verwerven, belangrijk omdat het 12- jarig Bestand (1609-1621) afliep. Daar verbleef Constantijn vaak bij Lady Mary Killigrew (6) waar hij muziekliefhebbers, geleerden en dichters ontmoette als Francis Bacon en John Donne, wiens gedichten hij vertaalde. In 1621 kwam zijn ‘Batava Tempe’ uit, een lofzang op Den Haag en vooral het Voorhout, waar hij de verbannen Frederik van de Palts en Elisabeth regelmatig zag. In Engeland verliepen de onderhandelingen tussen 1621en 1625 moeizaam omdat de Spaanse invloed aan het hof daar groot was, Jacobus I eigenlijk wilde dat zijn zoon Karel met een Spaanse prinses trouwde en de Engelsen ontevreden waren over het doen en laten van de VOC. Constantijn moest er, ondanks zijn financiële slechte positie, meedoen aan de mode. In 1622 werd hij door Jacobus I tot ridder geslagen, wat belangrijk was voor zijn carrière omdat hij niet van adel was. In 1624 werd toch nog een akkoord bereikt met Jacobus: geen Spaans huwelijk meer, maar juist een verbond tussen Engeland en de Republiek!

 

Tussen al het gereis door schreef Constantijn voor het huwelijk van de -later katholiek geworden-  zangeres Maria Tesselschade Roemers Visscher (7) en Allard Crombalch in 1623 een bruiloftsgedicht en in 1625 verscheen de bundel ‘Otia’ of ‘Ledige uren’ waarin al zijn dichtwerken tot dan toe waren opgenomen.

In 1625 kreeg hij zijn eerste vaste betrekking: hij werd, mede dankzij de steun van Louise de Coligny, benoemd tot kabinetssecretaris (8) van de nieuwe stadhouder Frederik Hendrik (F.H.). Zijn beschermheer Van Aerssen had voor hem een diplomatieke loopbaan op het oog gehad en hij sprak de hoop uit dat Constantijn in de toekomst een ‘betere baan’ zou krijgen. In de functie van secretaris mocht hij zich weliswaar van F.H. niet met de politiek bemoeien, maar kon wel ambten vergeven. Constantijn ondervond in deze functie aanvankelijk veel tegenwerking van zijn oudere collega Junius.  Hij schreef veel brieven in het Nederlands, 100 tot 120 per maand: aanstellingen, instructies, klachten, paspoorten, adviezen, troostbrieven, nieuwtjes, enz.(9). Bij het begin van een militaire campagne moest hij zich bezighouden met de legeradministratie: orders, marsroutes enz. en na de veldtochten was hij verantwoordelijk voor de inkwartieringen. Daarnaast moest hij het geheimschrift van de Spaanse vijand zien te ontcijferen.

Hij hield Amalia van Solms ook steeds op de hoogte van de gezondheid van haar echtgenoot (10). Constantijns functie bij het inrichten van diens nieuwe paleizen kwam reeds ter sprake in het verhaal over Frederik Hendrik, evenals zijn hulp bij het zoeken van de ‘trouwbroche’ voor Mary Stuart (11). In zijn secretarisfunctie was Constantijn ook heel belangrijk voor Descartes: hij pleitte voor hem bij F.H. en de boeken en geschriften die Descartes naar Parijs verzond, liet hij meegaan in de diplomatieke post: veel goedkoper en veiliger!

 

In 1627 trouwde hij wél met de rijke, artistiek begaafde Susanna van Baerle (1599 – 1637) die grote belangstelling had voor wis- en natuurkunde. Constantijn noemde haar zijn ‘Sterre’, hoewel zij sinds 1622 aanvankelijk eigenlijk bestemd was geweest voor zijn broer Maurits (12). Ze kregen vijf kinderen: Constantijn (1628), Christiaan (1629), Lodewijk (1631), Philips (1632) en Susanna (1637).

In 1628 bezocht hij te Leiden de schilders Rembrandt van Rijn en de aanvankelijk met hem samenwerkende Jan Lievens (zie II)

 

Tot Domeinraadslid en financieel beheerder van de bezittingen van de Oranjes (13), werd hij benoemd in 1630. Hier hoorde ook de taak bij tot rechtspreken en het houden van verpachtingen. In 1630 kocht hij ook de heerlijkheid Zuilichem en hoorde voor het eerst van Anna Maria van Schurman (14) via zijn vriend Barlaeus. Na Zuilichem verwierf hij ook nog Monnickelant, gelegen tussen Brakel en Loevestein.

 

Hugenshuis Jacob van Campen

Hofwijck

Hofwijck tuin 2

Zuilichem ligging

120px-Constantijn_Huygens,_Jr_-_Kasteel_Zuilichem_(1657)

Zeelhem 2

Huygens- huis aan het Plein, J. van Campen

Hofwijck

Tuin Hofwijck

(nvv. Vitruvius)

Ligging Zuilichem en Monnickelant in Gelderland

Kasteel Zuilichem, tekening

Constantijn Huygens jr.

Ligging Zeelhem in het

huidige België

 

In 1633 benoemde Lodewijk XIII van Frankrijk Constantijn tot ridder in de Orde van Saint – Michel (15). Van Frederik Hendrik ontving hij in 1633 een paard en in 1634 een stuk grond aan de noordzijde van het Binnenhof (16), waar hij een huis liet neerzetten. Met F.H. was hij echter meestal van mei tot november op veldtocht en dus grote delen van het jaar niet thuis.

In zijn brieven bestreed Constantijn weliswaar, zoals we al eerder zagen, het katholicisme fel, maar hij steunde wel de politiek van tolerantie van F.H. in de Zuidelijke Nederlanden. Voor hem en F.H. gold de prioriteit van het staatsbelang. Constantijn vond ook dat de bevolking van die gebieden niet behandeld moest worden als overwonnen vijand.

 

Toen zijn vrouw in 1637 na de geboorte van hun dochter aan een infectie overleed, nam zijn nicht Catharina Sweerius (Zuerius) de leiding van het huishouden op zich (17). Constantijn had in die tijd problemen met zijn ogen (en werd uiteindelijk blind aan een oog) en werd een tijdlang geplaagd door doofheid. Desondanks kocht hij in Voorburg een stuk grond en liet er zijn buitenverblijf Hofwijck bouwen (1642), waarvan de naam de functie aangeeft (18). In hetzelfde jaar overleed zijn broer Maurits.

In 1645 gingen zijn beide zonen, Constantijn jr. en Christiaan in Leiden studeren.

 

Frederik Hendrik schonk Constantijn sr. het pandschap van Zeelhem, maar werd daarna ziek.  Vanaf juni 1646 toen F.H. lang in Breda was, werd deze steeds labieler en was de ene dag vriendelijk tegen Constantijn, maar de andere dag gedroeg hij zich compleet anders. Achter de schermen speelde een intrige van verschillende mannen die persoonlijke motieven hadden en zij werden gesteund door Amalia. Zij uitte haar ongenoegen over de slechte berichten die hij doorgaf over het geheugen en de gezondheid van haar man. Hij zou daarmee twijfel oproepen over diens leiderschap Daarnaast speelde mee dat men Constantijn een pro- Franse houding verweet (zie ook 15). Frederik Hendrik takelde steeds meer af en overleed in 1647.

In datzelfde jaar verscheen te Parijs een bundel van Constantijns composities: Pathodia sacra et profana (zie verder III). Een aantal ervan zijn composities op psalmwoorden in het Latijn en op Franse en Italiaanse wereldse ‘amoureuze’ teksten, de meeste van eigen hand. Het werk droeg hij op aan de klaveciniste en zangeres Utricia Ogle (19), met wie hij lange tijd correspondeerde. In 1648 schreef hij ‘Twee ongepaerde handen’ op een klavecimbel, welk werk zou geschreven zijn voor de klaveciniste Maria Casembroot (20).

 

De nieuwe stadhouder Willem II (1647-50) die net als Constantijn pro- Frans was, bevestigde hem in zijn ambt, verhoogde zijn inkomen en schonk hem het aankooprecht van de heerlijkheid Zeelhem. Rusteloos trok Willem door de Republiek samen met Constantijn. Hij ging ook regelmatig op dienstreis: naar Aurich in Oost- Friesland in 1648, daarna naar Groningen, Zeeland, Antwerpen, Utrecht, Arnhem, Den Bosch, Breda, Grave en Nijmegen. Helaas overleed Willem al in 1650, waarna het Eerste Stadhouderloze Tijdperk begon (1650 –1672). Hierdoor had Constantijn minder werk als secretaris (21) en daarnaast werd zijn verhouding met Amalia van Solms die al niet vreselijk goed was, steeds slechter. Amalia twistte voortdurend met haar schoondochter Mary over de voogdij van baby Willem III en Constantijn bezwoer ze, o.a. in gedichten, samen te werken en aan het belang van het kind te denken. In 1654 werd hij voorzitter van de Domeinraad van de Oranjes, in welke functie hij (weer) vaak moest reizen en veel werk had: De Domeinraad probeerde met  een ‘Instructie voor de Rentmeesters van Syne Hoogheydt’ greep op de rentmeesters te houden en in 1656 verscheen er een gedrukt ‘Echt- Reglement’ voor alle bezittingen van de Oranjes in Brabant (over hoe en wanneer een huwelijk te sluiten en door wie). Daarnaast vaardigde de Raad verordeningen uit voor het bestuur van afzonderlijke polders (welke bevoegdheden hebben dijkgraven, heemraden, ingelanden). De slechte financiële van de staat situatie kon de raad niet verhelpen want die was al voor 1650 ontstaan door de enorme uitgaven ten behoeve van de Stuarts. Mary kreeg dankzij Constantijn`s voorstellen geen onbeperkte beschikking over de Oranje rijkdommen en Constantijn had hiermee Amalia`s kant gekozen. De Stuarts bleven voortdurend intrigeren en bemoeiden zich ook met de situatie rond Orange.

 

Utricia Ogle

Maria Casembroot

margaret cavendish

Beatrix de Cusance

Christina van Zweden

Elizabeth Stuart van Bohemen

Frederik van de Palts

Het gezin H. na de dood van Susanna

Francois van Aerssen

Utricia Ogle

Maria

Casembroot

M. Cavendish

Beatrice de Cusance

Christina v.

Zweden

Elizabeth Stuart, de

Winterkoningin

Frederik v.d. Palts, de

Winterkoning

C. Huygens en zijn gezin na Susanna`s dood

François van

Aerssen, zijn beschermheer

 

Met Maria Casembroot ging hij ondertussen naar Antwerpen naar het huis van Gaspar, Diego en de zangeres Francisca Duarte. De zeer rijke joodse familie Duarte was eerder uit Portugal gevlucht en had in Londen ten tijde van Karel I een handel in sieraden en kunst gehad. Na het uitbreken van de burgeroorlog in 1642 was Gaspar naar Antwerpen vertrokken. Hun huis aldaar hing vol schilderijen van Rubens, Van Dijck, Titiaan en Breugel. Daar ontmoette Constantijn in 1652 Beatrix de Cusance, ‘de hertogin van Lotharingen’, op wie Constantijn openlijk zei verliefd te zijn (22).

 

Christina van Zweden (23) ontmoette hij in 1656 te Brussel toen hij daar moest zijn voor de bijna hopeloze Oranje- processen (24). Ook aan haar had hij zijn Pathodia Sacra et Profana gestuurd, maar geen reactie hierop ontvangen.

In de Stadhouderloze periode was het moeilijk voor hem zijn zoons aan een bestuursfunctie te helpen: Christiaan wilde er geen en Philips overleed na een korte ziekte in 1657 tijdens een gezantschapsreis in Pruisen.

Margaret Cavendish ontmoette Constantijn in dat jaar bij Francisca Duarte en met haar onderhield hij vanaf toen een regelmatige briefwisseling over wetenschappelijke onderwerpen. In datzelfde jaar werd hij zelf ook ernstig ziek, maar genas weer.

In 1660 trouwde zijn dochter Susanna met haar neef Philips Doublet, de zoon van Geertruid.

In 1661 werd Constantijn door de voogden van Willem III naar Frankrijk gestuurd om Orange terug te krijgen. De Franse koning had het gebied bezet en de onderhandelingen duurden jaren. Constantijn die vond dat hij vanwege zijn leeftijd altijd een van zijn kinderen als gezelschap bij zich moest hebben, riep Lodewijk en Christiaan om de beurt naar Parijs. Hun brieven staan vol geldproblemen, want zij leefden van een jaargeld dat gedeeltelijk kwam uit hun moeders erfdeel en gedeeltelijk door hun nogal zuinige vader werd verstrekt (25). In Parijs was Constantijn, ‘Monsieur de Zulicom’, een internationaal bekend persoon, terwijl er in Den Haag behoorlijk over hem werd geroddeld. Constantijn componeerde er dertig nieuwe stukken en bracht er zijn vrije tijd, samen met Christiaan, door in de salon van de zangeres Anna Bergerotti. Hij ontmoette er Descartes en Chambonnières.

In 1665 werd Orange, waarvan de vesting ontmanteld moest worden, erkend als eigendom van de prins en Constantijn trok erheen om deze namens hem in bezit te nemen.

 

Bij zijn terugkeer in Nederland zag hij de nieuwe bestrate tolweg door de duinen van Den Haag naar Scheveningen, die hij zelf eerder had ontworpen. In het boek Zee- straet uit 1667, beschreef hij zijn ontwerp, de argumenten voor aanleg en alle ondervonden tegenstand.

In 1667 ook schaften de Staten van Holland via het Eeuwig Edict het stadhouderschap af, waar Constantijn tegen was. In 1671 werd Willem III meerderjarig en Constantijn bezocht samen met hem Engeland om een regeling te treffen voor de schulden van de Stuarts aan de Oranjes. Het werd een succes hoewel de Stuarts weer niet al hun verplichtingen nakwamen.

 

Tijdens het Rampjaar 1672 verdreef Willem III alle vijanden (26) en Constantijns zonen, Constantijn jr. en Lodewijk kregen nu, uit erkentelijkheid voor hun vaders werk, een baantje: Constantijn jr. werd secretaris van Willem  -hoewel deze slechts verachting voor hem voelde zoals sommigen zeggen (27)- en Lodewijk drost van Gorcum. Terwijl de relatie van Constantijn sr. met Willem III  neutraal – zakelijk was, was die met diens vrouw Mary Stuart (II) veel warmer. Om een idee te krijgen wat Willem III in die tijd allemaal deed, en waar dus zowel Constantijn sr. als jr. bij betrokken waren, wordt verwezen naar de boeken van Rudolf Dekker en Wout Troost.

 

Huygens zeestraet 3

Huygens zeestraet 2

Huygens zeestraet

Constantijn jr.

Constantijn Huygens

michiel de ruyter praalgraf

 graf Constantijn en Christiaan Huygens

 1667 de Zee- straet van den Haag naar Scheveningen

Constantijn jr.

Constantijn sr.

70 jaar oud

Het praalgraf van Michiel de Ruyter

En het graf van Constantijn (en Christiaan)- geen praalgraf zoals voor Michiel!

 

In 1676 sneuvelde Michiel de Ruyter, wiens lichaam in 1677 werd bijgezet in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Constantijn (sr) was hierbij aanwezig als president van de prinselijke Domeinraad en vertegenwoordiger van de Oranjes.

Zijn autobiografie ‘De vita propria sermonum inter liberos’ (Mijn leven, verteld aan mijn kinderen) schreef hij in 1678, als  voorbeeld voor zijn mannelijke nazaten. Rond deze tijd is er sprake van een nieuwe liefde: Maria Magdalena Pergens, in Den Haag ‘La Belle’ geheten. In 1680 leed hij aan oorsuizingen. Zoon Christiaan die alweer ziek was geworden in Frankrijk kwam bij hem wonen. Ondanks zijn leeftijd ging Constantijn `s zomers nog steeds op reis voor de geldzaken van de prins.

In 1687 overleed hij op negentigjarige leeftijd en werd in de Grote Kerk in Den Haag begraven, waar kort geleden zijn graf is ontdekt.

 

II.Constantijn en de schilderkunst:

Zoals al eerder hierboven vermeld, kreeg Constantijn in zijn jeugd tekenles, schilderles in kleur en later ook miniatuur schilderen van Jacob Hoefnagel. Bij het noemen in zijn autobiografisch geschrift ‘Mijn jeugd’ van belangrijke eigentijdse schilders, blijkt hij een voorkeur te hebben voor Zuid-Nederlandse schilders als Frans Snijders en Anthonie van Dyck, maar vooral Peter Paul Rubens. Omdat hij schilders als Jan Steen en Johannes Vermeer er niet in noemde, wordt er ook wel eens gezegd dat Constantijn weinig verstand had van schilderkunst. Hiertegen in wordt door anderen weer ingebracht dat rond 1630 -toen hij ‘Mijn jeugd’ schreef-  de norm nog vooral de Italiaanse schilderkunst was en dat de Nederlandse schilderkunst toen nog aan het begin van een nieuwe periode stond. Constantijn spreekt wel uitgebreid over Rembrandt van Rijn en Jan Lievens, maar over Vermeer kan hij dan nog niet spreken want dan is deze nog niet geboren!

Ook uit ‘Mijn leven’(1678) komt een grote interesse voor schilderkunst naar voren. Constantijn gold als belangrijke mecenas en

heeft tijdens zijn leven minstens 35 portretten van zichzelf laten maken. Naar aanleiding van deze schilderijen schreef hij ook gedichten.

 

Vanwege zijn functie aan het Oranje hof probeerden veel schilders via hem hof-opdrachten te krijgen. Dat lukte Thomas Willeboirts Bosschaert -vanaf 1641, na de dood van Rubens-, Dirck Bleker, Caspar de Crayer, vader en zoon De Gheyn, Adriaen Hanneman, Dirck van der Lisse, Michiel van Mierevelt, Daniël Seghers en nog een aantal anderen. Sommigen boden Constantijn ook werk aan als dank voor de bewezen diensten, zoals Rembrandt.

Constantijns invloed bij het bouwen en inrichten van de meeste Oranje paleizen en de verbouwing van het familiekasteel bij Buren is niet exact te omschrijven, maar van Paleis Noordeinde (1645- 1652) zijn wel heel veel gegevens bewaard gebleven. Duidelijk is dat Huygens en Van Campen de schilders hiervoor en vooral voor de Oranjezaal –te bouwen ter ere van Amalia`s overleden echtgenoot- hebben uitgekozen. Enige uitverkorenen waren: Cornelis van Poelenburgh, Gerrit van Honthorst, Anthony van Dyck, Hendrick van Balen, Paulus Moreelse, Peter Paul Rubens, Jan Bruegel, Jan Lievens en Rembrandt van Rijn, dus vooral Utrechtse en Haarlemse historieschilders met bewondering voor Rubens. Hun schilderstijl was de gepaste internationale hofstijl.

Daarnaast hield Constantijn ook van de na 1625 opkomende nieuwe richting in de landschapsschilderkunst, zoals Jan van Goyen , Esaias van de Velde en Jan Porcellis die vormgaven. Deze stijl is echter niet te vinden in de stadhouderlijke collecties. Misschien vond Frederik Hendrik deze niet mooi, misschien ook dacht Constantijn dat die niet ‘idyllisch’ genoeg voor het hof was. Waarom de Italiaanse schilders waar Constantijn zo van hield en die overal in Europa wél aan de hoven hingen bij het Oranjehof ontbraken, dient nog verder uitgezocht te worden.

 

Sir Dudley Carleton

Jacob Cats

PC Hooft

Francis Bacon

John Donne

rembrandt

Jan Lievens zelfportret

Jacob van Campen

Rubens

Sir.Dudley Carleton

 Jacob Cats

 P.C. Hooft

 Francis Bacon

   John Donne

Rembrandt

 Jan Lievens

Jacob van Campen

Peter Paul Rubens

 

III.Constantijn en de muziek:

We zullen zien dat van Constantijn sr. niet zoveel muziek is overgeleverd, maar er zijn wel honderden brieven van en aan hem over muzikale onderwerpen bewaard gebleven. We hebben al gezien dat hij viola da gamba (Engelse viool) speelde, luit en later ook theorbe, klavecimbel en vanaf 1670 ook nog gitaar. Hij heeft zijn zonen Constantijn jr. en Christiaan dezelfde grondige muzikale opvoeding gegeven, maar zijn jongere kinderen kregen minder systematisch les.

 

In 1620 ontmoette Constantijn Claudio Monteverdi op zijn reis naar Venetië. Deze ontmoeting heeft zijn muziekopvattingen beïnvloed.

 

A.De Pathodia sacra et profana:

Constantijn was uitvoerend musicus en componist, zoals we al aan de uitgave van Pathodia sacra et profana hebben gezien: 20 composities op Latijnse psalmteksten uit de Vulgaat, twaalf Italiaanse aria `s, waarvan zes (of zeven) op teksten van Giambattista Marino en wellicht ook van hemzelf, en zeven Franse airs, vermoedelijk allemaal op eigen tekst. Ze zijn voor solostem en basso continuo, bij voorkeur een theorbe. De ligging is geschikt voor een mezzo, hoewel sommige liederen ook door een alt gezongen kunnen worden.

 

Er zijn aanwijzingen dat sommige stukken al eerder zijn gecomponeerd, zo rond 1639, toen Constantijn intermediair (28) was in de briefwisseling tussen de Haarlemse priester Joan Albert Ban (ca. 1598- 1644) en de Franse geleerde Marin Mersenne over hoe de inhoud van woorden verwerkt moest worden in de muziek. In 1640 kwam het tot een ‘wedstrijd’ tussen Ban en de Franse hof-componist Antoine Boësset: zij zouden beiden dezelfde (Franse) tekst op muziek zetten, ieder volgens zijn eigen regels, en een onafhankelijke jury zou beoordelen welke air het meest geslaagd was. Ban verloor maar weigerde zich bij het verlies neer te leggen en begon een langdurige uitwisseling van brieven en documenten met de Fransen. Ook hierbij was Constantijn toeschouwer en vermoedelijk daarom is hij toen ook zelf begonnen met dergelijke composities. Ook mee speelde wellicht pedagogische doelen: de muzikale opvoeding van zijn zonen. In augustus 1640 maakte hij tekst en muziek van de air Graves tesmoins ( Pathodia 34) en stuurde deze naar Mersenne met de vraag of hij wist wie het stuk had gemaakt. Onduidelijk is het of Mersenne heeft geantwoord. In september componeerde Constantijn Vous me l`aviez bien dit (Pathodia 35). De Aubade: J `ai veu le point du jour (Pathodia 38) werd gecomponeerd in juli 1643 en de erbij behorende Sérénade: Ne crains point le serein (Pathodia 39) in augustus 1643, toen Constantijn langdurig gelegerd was voor de poorten van Sas- van Gent. Van de andere Franse airs zijn de compositiedata niet bekend, maar ze zijn waarschijnlijk uit dezelfde tijd.

De voorbeelden voor hem waren de Franse air met luitbegeleiding (air de cour) uit de jaren 1620- 30 en de Italiaanse monodie. De tekst van de air is een voornaam gedicht, meestal over de liefde, met een verfijnde en ingetogen melodie, met weinig extremen en een niet te zeer geprononceerd ritme.

Constantijn was begin 1640 nog niet van plan zijn airs te bundelen en uit te geven, maar hij wisselde ze uit met kennissen. Hier zijn brieven over aan Duarte en vooral Utricia Ogle, door wie hij zeer geïnspireerd werd bij zijn composities. Misschien was er in 1644 een verkoeling in de relatie tussen Constantijn en Utricia. Kort daarna trouwde zij in ieder geval met William Swann, bevelhebber van een compagnie in het Staatse leger (en na 1662 diplomaat in Engelse dienst). Constantijn verliet vanaf dat moment de  -qua tekst- wat frivole Franse en Italiaanse air en wierp zich op de compositie van Latijnse psalmteksten uit de Vulgaat, de bijbel van de katholieken. De reden hiervoor was waarschijnlijk dat Constantijn geen Nederlandse teksten wilde gebruiken in een boek dat hij wilde presenteren aan zijn internationale en geleerde – dus Latijn sprekende- contacten.

De teksten gaan over de mens die zich tot God richt in tijden van droefenis en tegenslag(29). Constantijn noemde Swann in een brief uit 1646 ‘de vroedman van mijn psalmen’, maar hoe de relatie op dit terrein tussen hen precies is geweest, is onduidelijk. Sommige teksten zijn te verklaren vanuit Constantijns onrust vanwege de aftakeling van Frederik Hendrik en de tegenwerking van het Haagse Hof (nr. 9 bijv.).

In 1645 begon Constantijn in ieder geval met psalmen componeren en stuurde ze naar Utricia en later naar William, die ze samen uitvoerden, Utricia zingend en William op het klavecimbel. Voorjaar 1646 had Constantijn er bijna twintig af en besloot ze, in 1647, te laten drukken bij Robert Ballard in Parijs.

 

Het woord Pathodia in de verder duidelijke titel (Pathodia) sacra et profana (sacra= de Psalmen en profana= Franse en Italiaanse airs), bestaat niet. Het is wellicht een samentrekking van pathos (gevoel, hartstocht) en ooidein (zingen), net als melodie een samentrekking is van melos (lied) en ooidein (zingen). Pathodia betekende dus iets als ‘hartstochtelijk gezang’ of ‘gevoelsliederen’.

De uitgave is anoniem en op het titelblad staat alleen: occupati, d.w.z. ‘van iemand die het druk heeft’, druk met andere zaken dan musiceren, namelijk staatszaken, en komt dus van iemand die geen beroepsmusicus is. Dat wil niet zeggen dat de compositie van minder niveau zou zijn omdat het niet Constantijns beroep was! Constantijn was juist enorm goed geschoold, maar een professionele musicus was in die tijd  meestal in dienst van iemand en het gebruik van het woord occupati geeft aan dat zijn situatie anders was.

 

Constantijns oorspronkelijke manuscript van de Pathodia is bewerkt, want hij schreef het met een Franse luittabulatuur. Ballard wilde echter een basso continuo zodat de liederen ook op orgel en klavecimbel begeleid konden worden. Constantijn heeft deze vermoedelijk niet zelf gemaakt, maar ze zijn waarschijnlijk door zijn correctoren vervaardigd. Voor een verdere toelichting hierop wordt verwezen naar de inleiding van Frits Noske bij de uitgave van Pathodia sacra et profana door Saul Groen uit 1976 en de scriptie van A. de Jager.

 

Constantijn droeg de Pathodia op aan Utricia Ogle, maar stuurde ook exemplaren naar een aantal personen in binnen- en buitenland, zodat de anonimiteit snel weg was. Anna Maria van Schurman kreeg een exemplaar, evenals koningin Christina van Zweden, koningin Maria Gonzaga van Polen en koningin Henrietta Maria van Engeland (toen in ballingschap in Parijs), de koning van Portugal Jan IV, en de gouverneur van de Zuidelijke Spaanse Nederlanden, Leopold Wilhelm, aartshertog van Oostenrijk.

De Pathodia is in zoverre uniek dat de muziek in geen enkele categorie van Constantijns tijd past en ook nooit is nagevolgd. De Franse en Italiaanse airs lijken wel op hun voorbeelden maar zijn toch anders en bevatten allebei zowel Franse als Italiaanse kenmerken en de psalmcomposities zijn half-declamatorisch, half melodisch. Volgens Noske dient veelvuldig Caccini`s sprezzatura (tempo rubato) toegepast te worden.

Wellicht heeft Constantijn de muziek later ook nog bewerkt voor drie stemmen., want er bestaat een brief van hem uit 1658 aan Utricia waarin hij spreekt over zijn nieuwe vocale werk ‘Pseaumes et autres Airs recitatifs à trois, avec la Basse continue par Constantin Huygens’.

 

B.De overige muziek:

Verder zijn nog ‘noten’ handschriften van Constantijn bewaard gebleven bij de Franse gedichten Cyprine se trouvant en Te voila donc (allebei airs de cour). Constantijn schreef ook veel korte solo- stukken voor de instrumenten die hij beheerste, in 1687 meer dan 800 stukken, genoteerd in verzamelbanden per instrument.  Helaas zijn die bijna allemaal verloren gegaan: Constantijn vermaakte zijn muziekhandschriften aan zijn zoon Christiaan met de opdracht er goed voor te zorgen, maar diens testament maakte er geen melding meer van.

 

Antoine Boësset

Marin Mersenne

Nicolas Lanier

Jacques Gaultier

Jacques de Saint-Luc

Johann Jacob Froberger

van Eyck

Fluyten Lusthof

Pathodia sacra

Gebruyck of ongebruyck van `t orgel in de Kercken der Vereenighde Nederlanden’

Antoine

Boësset

Marin Mersenne

Nicolas Lanier

Jacques

Gaultier

Jacques de Saint-Luc

Johann Jacob

Froberger

Jacob van

Eyck

Der Fluyten

Lust-hof van Van Eyck

Pathodia sacra

et Profana

Gebruyck of ongebruyck van `t orgel

 

Het geestelijk en wereldlijk lied werd in Constantijns tijd gepraktiseerd in de huiskamer en hij schreef hier vermoedelijk weinig voor. Hij correspondeerde ook weinig met professionele Nederlandse musici, maar des te meer met buitenlandse. Een belangrijke uitzondering was (jonker) Jacob van Eyck (ca. 1590 – 1657) die zijn composities ‘der Fluyten Lust-hof” aan hem opdroeg. R. Rasch geeft aan dat Constantijn geen contacten had met professionele Nederlandse musici en componisten, vermoedelijk vanwege ‘standskwesties’: hij zocht mensen van gelijke of hogere stand. In een brief uit 1656 noemde hij zich ‘eenoog- koning in het land der blinden’.

Constantijn had wel een uitgebreide kenniskring van muzikale amateurs van goeden huize, zoals met de reeds genoemde Marin Mersenne  en Joan Albert Ban, die ook bevriend was met J. van Campen, Pieter Post en P.C. Hooft. Verder behoorden hiertoe de familie Duarte te Antwerpen die ook voor Constantijn bemiddelde in de aankoop van een klavecimbel, en Jacob van der Burgh, Johan van Reede, Daniël van Hogendorp, Pieter de Schilder, Sébastien Chièze en de al eerder genoemde vrouwen.

Constantijn zocht contact met de Franse hof-musici zoals de eerder genoemde Antoine Boësset en met Thomas Gobert en hij correspondeerde met de familie La Barre, Jacques Champion de Chambonnières en Henri Dumon (30).

Nicolas Lanier (31) was de belangrijkste hof-musicus uit Engeland met wie hij contact had en verder kende hij Diettrich Stoeffken, Gottschalck Beer en de luitist Jacques Gaultier.

Aan het hof van de reeds genoemde aartshertog Leopold Wilhelm van Oostenrijk, gouverneur van de Spaanse Nederlanden (1647-1656), ontmoette hij kapelmeester Giuseppe Zamponi en de luitist Jacques de Saint-Luc. Ook met de Weense hof-musicus en componist Johann Jacob Froberger had hij persoonlijk en briefcontact.

 

Constantijn hield zich zelden actief bezig met de kerkmuziek in de Republiek: alleen toen hij zich stoorde aan de gebrekkige kwaliteit van de gemeentezang, die aanvankelijk zonder orgel was. Hij pleitte voor ‘verstandig gebruik’ tijdens de dienst als begeleiding om het muzikale peil te verhogen. ‘Gebruyck of ongebruyck van `t orgel in de Kercken der Vereenighde Nederlanden’ werd in 1641 gedrukt, welk werk hij aan velen stuurde. Het wekte veel opschudding in de Gereformeerde Kerk, maar in de Waalse Kerk in Den Haag, de Hofkapel aan het Binnenhof, werd de orgelbegeleiding nu blijvend ingevoerd.

 

De (muziek)bibliotheek van Constantijn bevatte zeer veel werken waaronder composities van Sweelinck, Lassus, Titelouze, Le Jeune, Gastoldi, Marenzio, Goudimel en Merula en verhandelingen van Morley en Artusi.

 

Rebekah Ahrendt (32) heeft in geschriften en lezingen aangegeven hoe Constantijn muziek als diplomatiek wapen inzette: op internationale (huis)concerten kwamen belangrijke personen en diplomaten bij elkaar die ‘in het gewone leven’ elkaars vijanden waren. Op deze manier kon er toch overleg plaatsvinden. Constantijn speelde zelf ook regelmatig luit bij deze bijeenkomsten. Hij begon hier al mee in 1618 tijdens zijn eerste reis naar Engeland naar het hof van Jacobus I.

Zijn rol tijdens dergelijke muziekbijeenkomsten is enigszins te vergelijken met die van Agostino Steffani.

 

Samengevat:

Constantijns plaats in de Nederlandse muziek was perifeer en zijn composities sloten niet aan bij wat er in Nederland werd gemaakt en gedrukt -veelal eenstemmige geestelijke en wereldlijke liederen, instrumentele bewerkingen van psalmen, liederen en bekende dansmelodieën. Hij was meer een Europees musicus, omdat in de Republiek vanwege de afwezigheid van een goed ontwikkeld hof, kerk- en theatermuziek nogal provinciaals waren. Als hij zijn muzikale talenten wilde ontplooien en laten meetellen in sociale contacten, moest hij musici van stand (hof-musici) inschakelen. Hij zette (internationale) muziekbijeenkomsten in als mogelijkheid voor diplomatiek overleg. We hebben niet veel (zang)muziek van hem overgeleverd gekregen behalve de bovengenoemde Pathodia sacra et profana (33)

 

C.Uitvoeringen op CD van muziek van Huygens en de verkrijgbaarheid van bladmuziek:

De complete uitvoering van de Pathodia sacra et profana staat met toelichting op NM Classics 2000. Delen ervan staan op de CD over Constantijn Hugens en tijdgenoten: Proba me deus 2005/ 2006 (met toelichting en vertaling van alle liederen in het Nederlands). Op deze CD staan enige, nog niet eerder genoemde ‘liederen’ van Constantijn, bijv. nr. 8: `t kan mijn schip niet qualic gaen. Constantijn schreef het gedicht toen Susanne hem in 1627 haar jawoord gaf en hij gaf aan dat het lied gezongen diende te worden op de Franse wijs ‘Je rencontray l `autre jour’. Dit hergebruiken van een bestaande melodie wordt contrefact genoemd (zie ook nr. 5 –het reeds eerder genoemde Te voilà donc, bel oeil en nr. 9- Hoe is `t beloven van ons).

Op de MusicArt CD ‘Music of (from) the Time of Rembrandt’ staat muziek van Huygens, Sweelinck en Froberger (34).

Op de Naxos CD ‘Rembrandt, Music of his time’ (2004) staat wel muziek van Praetorius, Sweelinck, Gibbons, Schütz, Couperin, Lully en Lawes, maar niet van Huygens. De algehele beoordeling ervan is ook niet onverdeeld gunstig(35). 

In 1986/7 heeft Camarata Trajectina een CD opgenomen met een muzikaal dubbelportret van Constantijn en Gerbrandt Adriaensz Bredero (1585-1618). Va, Donna Ingrata, is een CD van het ensemble Primavera met muziek van Salaverde, Frescobaldi en (een beetje) Huygens uit 2004.

 

De bladmuziek van de Pathodia is -voor zover mij bekend- alleen nog antiquarisch verkrijgbaar of te leen via muziekbibliotheken, in de uitgave van Saul Groen. Van gedrukte bladmuziek van de andere liederen van Huygens (liefst met een basso continuo partij), heb ik (nog) geen uitgaven gevonden (36).

 

                     Pathodia sacra

 proba me deus

music from the time of rembrandt

images

Pathodia sacra (I)

 et profana  (II)   

Proba me deus

Inhoud CD Proba me Deus:

 

 

Componist:

 

Music (from)of the Time of Rembrandt

Muziek uit de Gouden Eeuw (Camerata Tr.)

1.Multi dicunt animae meae

2.Domine ne in furore tuo

3.Usquequo Domine

4.Domine Deus meus

5.Avertisi faciem

6.Dilataverunt super me

7.Ab omnibus iniquitatibus

8.Sitivit anima mea

9.Quare tristis es

10.Iniquitatem meam ego cognovi

11.Domine spes mea

12.In quo corriget

13.Cognovi Domine

14.Quomodo dilexi

15.Erravi

16.Laetatus sum

17.De profundis clamavi

18.Confitebor tibi Domine

19.Proba me Deus

20.Memor fui dierum antiquorum

1.Se la doglia e'l martire

2.Sospir che del bel petto

3.Temer Donna non dei

4.Quel neo quel vago neo

5.O chiome erranti

6.Orsa bella e crudele

7.Con la candida man

8.Già ti chiesi un sospir

9.A dispetto de' venti

10.Riposta dalla finestra: Che rumore sento fuore,

11.Deh, s'a tanto beltà

12.Va donna ingrata

13.Que ferons-nous

14.Graves tesmoins de

 mes délices

15.Vous me l'aviez bien dit

16.Quoy Clorinde tu pars

17.Tu te trompes Philis

18.Aubade: J'ai veu le point du jour (Calliste)

19.Sérénade: Ne crains point le serein

1.Sous la fraicheur d`un(37)

2.+ 4.Courante

3.Au lieu de pain

5.Te voila donc, bel oeil

6.Doe Israel vry uyt Egypten

7.Susanne un jour

8.`t kan mijn schip niet ..

9.Hoe is `t beloven van ons

10.Voi sete la mia stella

11.Prelude + 13. Courante

12.Ballet

14.Gaillarde

15. Divine Amarillis

16.Prelude

17.Tu te trompes, Philis

18.Graves tesmoins

19.Corrente

20.Temer, donna, non dei

21.Gia ti chiesi un sospir

22.Quare tristis es

23.Proba me deus

24.Iniquitatem meam

25.Cuperaree or Gray`s Inn

26.Sweetest love,I doe not

27.O amantissime Domine

28.Mark how the blushful

29.Lord to my prayers

 

 

 

 

 

Gabriel Bataille

J .Gaultier

Claude Le Jeune

C. Huygens

Cl. Goudimel

O. Lassus

C. Huygens

C. Huygens

Luca Marenzio

J. Perrichon

Anoniem

De Montbuisson

De Boësset

J. Perrichon

C. Huygens

C. Huygens

M. Galilei

C. Huygens

C. Huygens

C. Huygens

C. Huygens

C. Huygens

John Coprario

Lady Killigrew?

N. Lanier

N. Lanier

Henry Lawes

 

 

 

 

 

 

1.Weep no more

2.Factum est silentium

3.Variaties über Mein junges Leben

4.Morte dolce(se la doglia )

5.Caccia Amorosa(Orsa

bella e crudele)

6.Pavane

7.Suavitas et dulcedo

8.Clamavi de tribulation

9.Ne crains point le ..

10.Le reveil de Calliste

11.Graves tesmoins de

12.Allemande

13.Gigue

14.Courante

15.Sarabande

16.Object dont les charmes si doux

17.N`esperez plus mes yeux

18.Hereux sejour de

Partenisse

19.Come thou glorious .

20.Qual musico gentil

21.Avertisti faciem

22.Erravi domine

23.Laetatus sum

 

 

 

Bovenstaande CD

1.Pathodia: Erravi

2.Domine ne in furore

3.Memor fui

4.Allemande

5.Tu voilà donc, bel oeil

6.Que ferons-nous

7.Vous me l'aviez bien dit

8.Hotman: Courante

9.Quel neo

10.Già ti chiesi un sospir

11.Serenata(a dispetto .)

12.Riposta dalla finestra

13.Fantasia

14.'f Kan mijn schip niet qualik gaen

15.Hoe is't beloven

16.Van Eyck: Variations on "Boffons"

17.Arent Pieter Gysen

18.Nu dobbert mijn Liefje op de ree

19.Sweelinck: Onder een linde

20.Fytje Floris myn speulmeysje

21.Als Dirckje in syn Koortse lagh

22.Snacht rusten meest de dieren

23.Weet ghy Maachden arm en rijck

24.O God die de gedachten

va donna ingrata

Va donna ingrata

1.Corrente Nr. 26

2.Aria di passacaglia:

Cosí mi disprezzate?

3.Corrente italiana

4.Va donna ingrata

5.Canzona terza

6.Goddinne

7 La suave melodia

8.Quel sguardo sdegnosetto

9.Recercada primera

10.Piangono al pianger mio

 

11.Sonata seconda

12.Ballo del granduca

13.Peynándose estava un olmo

14.Brando dicho el melo

15.Se tu parti da me

16.Brando lo spiritillo

17.Cosi volete

18.Capritio sopra otto figure

19.Ancor che col partire

20.Canarios

21.Pur ti miro

 

 

niet verwarren met:

rembrandt music

Rembrandt, Music of His Time (34)

 

D.Achtergronden van de liederen van Constantijn Huygens:

Onderstaand overzicht zal in de toekomst nog meer ingevuld worden.

Losse liederen

 

 

 

Cyprine se trouvant (zie afbeelding rechts)

Cyrprine se trouvant

1614, Chant des Muses,  ‘sur la Voix d`Amour blesse mon sein’

 

Te voila donc, bel oeil

Uit 1619, ter gelegenheid van het afscheid van Madeleine van Egmond, prinses van Chimay en net hersteld van een zwaar ziekbed, uit Den Haag

 

'f Kan mijn schip niet qualik gaen

Uit 1627 als Susanna haar jaarwoord geeft aan Constantijn; te zingen op de wijs: Je rencontray l `autre jour’, ontleend aan bundel airs du cour van G. Bataille (1614)

 

Hoe is’t beloven van ons vergaren

Uit 1634 als Susanna niet komt opdagen op een rendez-vous met Huygens in Nijmegen; te zingen op de wijs: Luz de mi alma’

 

Pathodia Sacra et Profana

 

Zie voor vertalingen en uitgebreide toelichtingen o.a. de scriptie van A. de Jager

 

1

Multi dicunt animae meae

Psalm 3, vers 3,4

 

 

2

Domine ne in furore tuo

Psalm 6,vers 2-4

 

 

3

Usquequo Domine

Psalm 12/13 * vers 1-4

Uit David: vertwijfelde klacht met een kreet om hulp

x

4

Domine Deus meus

Psalm 29/30 vers (3)-5

 

x

5

Avertisi faciem

Psalm 29/30 vers 8-10

 

x

6

Dilataverunt super me

Psalm 34/35 vers 21-22

 

 

7

Ab omnibus iniquitatibus

Psalm 38/39 vers 9-(11)

 

x

8

Sitivit anima mea

Psalm 41/42 vers 3

 

 

9

Quare tristis es

Psalm 41/42 vers 6-7

Een verlangen naar God en een beter leven.  Huygens uit zijn onrust over de aftakeling van Frederik Hendrik en de tegenwerking van het Hof

 

10

Iniquitatem meam ego cognovi

Psalm 50/51 vers 5-6

Zelfreflectie en zondebesef

 

11

Domine spes mea

Psalm 70/71 vers 5,9, (22)

 

 

12

In quo corriget

Psalm 118/119 vers 9-10

 

 

13

Cognovi Domine

Psalm 118/119 vers 25-26

 

x

14

Quomodo dilexi

Psalm 118/119 vers 97,102-3

 

 

15

Erravi

Psalm 118/119 vers 176

 

 

16

Laetatus sum

Psalm 121/122 vers 1-(3)

 

 

17

De profundis clamavi

Psalm 129/130 vers 1-3, 5

 

x

18

Confitebor tibi Domine

Psalm 137/138 vers 1-2

 

x

19

Proba me Deus

Psalm 138/139 vers 23-24

Uit David: overpeinzing over alomtegenwoordigheid God. Zelfreflectie en zondebesef

 

20

Memor fui dierum antiquorum

Psalm 142/143 vers 5-7

 

 

21

Se la doglia e'l martire

G. Marino

Titel: Morte dolce

 

22

Sospir che del bel petto

G. Martino

Titel: Sospiro della sua Donna; 10 jaar na verschijning werd het gedicht door Huygens in het Frans vertaald

x

23

Temer Donna non dei

G. Marino

Titel: Amor secreto; Italiaanse recitatiefstijl

 

24

Quel neo quel vago neo

G. Marino

Titel: Neo di bel volto. Ongeveer gelijk aan dit lied is het Ned. gedicht van Huygens uit 1639: Die mael die soete mael. Nr.24 beschrijft een mooie moedervlek als ‘bosje van Amor’’.

x

25

O chiome erranti

G. Marino

Titel: Errori di bella chioma

x

26

Orsa bella e crudele

G. Marino

Titel: Caccia amorosa

 

27

Con la candida man

C. Huygens ?

Titel: Aria

 

28

Già ti chiesi un sospir

C. Huygens

Titel: Madrigale (gedicht later vertaald door Huygens: Je ne te demandoy qu`un souspir seulement); uit 164:  een poging Utricia te sussen nu ze gepikeerd is over Constantijn`s vrijpostigheid

 

29

A dispetto de' venti

C. Huygens ?

Titel: Serenata

 

30

Che rumore sento fuore

C. Huygens ?

Titel: Riposta dalla finestra

 

31

Deh, s'a tanto beltà

C. Huygens ?/ G. Marino(38)

Titel: Aria

 

32

Va donna ingrata

C. Huygens ?

Titel: Aria

 

33

Que ferons-nous

C. Huygens

Titel: Air; 1640 gecomponeerd

x

34

Graves tesmoins de mes délices

C. Huygens

Titel: Air ; 1640 gecomponeerd

 

35

Vous me l'aviez bien dit

C. Huygens

Titel: Air ; 1640 gecomponeerd

x

36

Quoy Clorinde tu pars

C. Huygens ?

Titel: Air

 

37

Tu te trompes Philis

C. Huygens:  ‘airs dans ma pathologie’

Titel: Air; 1643 gecomponeerd vlakbij Sas-van-Gent; erotisch getint

 

38

Aubade: J'ai veu le point du jour

Titel: Aubade; Le reveil de Calliste

 

39

Sérénade: Ne crains point le serein

Titel: Serenade

 

*de Rooms- Katholieke kerk gebruikt meestal de eerste- de Griekse- psalmnummering; de protestanten gebruiken meestal de 2de- de Hebreeuwse-  nummering

 

x dit zouden de lievelingsliederen van Utricia zijn geweest, volgens de inleiding van Frits Noske bij de uitgave van Saul Groen

 

E.Constantijn Huygens en zijn muzikale –buitenlandse- contacten (in schema):

 

                        Hoogrenaissance

             overgangsperiode

                                   Barok

1600

1610

1620

1630

1640

1650

1660

1670

1680

1690

Republiek

Maurits

Frederik Hendrik

WII

1ste Stadhouderloos Tijdperk

Willem III   stadhouder    -      ( koning)

Constantijn Huygens (1596- 1687)

 

Engeland

Jacobus I

 Karel I

O. Cromwell

 

Karel II

J II

Willem III

 contact met

 C. Huygens:

            Nicholas Lanier (1588- 1666)

 

            Henry Lawes     (1595- 1662)

 

    John Jenkins (1592- 1678)

 

 

Matthew Locke  (1621 of 22 - 1677)

 

andere comp.

John Dowland

                                                Henry Purcell             en             John Blow

Frankrijk

H IV dood / Lodewijk XIII

 Lodewijk XIV 

 contact met

 C. Huygens

Antoine Boesset  (1586- 1643)

Michel Lambert (1610- 1696)

Thomas Gobert (1600- 1672)

 

Jacques Champion de Chambonnières (1602-1672)

 

andere comp.

J.B.Lully, M.A. Charpentier (ll. van Carissimi), A. Campra,  R. de Visée, enz.

Italië

In het Italiaanse gebied was geen centraal gezag. Musici waren in dienst van de adel of de geestelijkheid, dus geen vermelding centraal gezag mogelijk

contact met

C. Huygens:

(Venetië): Claudio Monteverdi (1567-1643)

 

(Rome/Toscane): Girolamo Frescobaldi(1583-1643)

 

beïnvloeding:

G.Caccini(1546-1618), Fr.Caccini(1587-1640), Carissimi(1605-1674),A.Cesti(1623-1669),F.Cavalli(1602-1676),A.Falconieri(1590-1656)enz. (39)

Keizers HRR

Ferdinand II

Ferdinand III

           Leopold I

contact met

C. Huygens:

Johann Jacob Froberger (1616-1667)

 

Duitsland:

In het Duitse gebied -weliswaar in naam onderdeel van het HRR- waren de musici in dienst van de (keur)vorsten en de steden

andere comp.

Heinrich Schütz(1585-1672)

 

 

 

Dit artikel is het laatst bijgewerkt op 25-03-2017

 

Noten:

(0) Zij en vooral haar man die namens haar schreef hielden, vooral na de dood van zijn vrouw, tijdens de veldtochten Constantijn bijna dagelijks op de hoogte

(1) ‘Che rumore sento fuore?’, Eenheid en verscheidenheid in Huygens`Pathodia sacra et profana, is een diepgaand overzicht van het werk. De verschillende modi worden uitgelegd met hun affecten en in hoeverre deze te vinden zijn bij Huygens. Elk lied wordt vervolgens apart geanalyseerd. Deze scriptie is een must voor een professional! De  gegevens zijn echter voor geïnteresseerde ‘amateur’ enigszins aan de moeilijke kant, omdat diverse begrippen als bekend worden verondersteld.

(2)Vertaling: ‘Een rouwklacht over de dood van Maurits van Nassau jr.” (1604-1617)Hij was een buitenechtelijke zoon van Prins Maurits van Oranje en Margaretha van Mechelen.

(3) Zo kwamen tot stand ‘Batava Tempe’een lofzang op Den Haag en vooral het Voorhout  (1621) en ’t Kostelick Mal’een satire op de dwaasheid van de mode

waar hij (zoals in Engeland) gedwongen was aan mee te doen.

(4) Dorothea van DorpKwam veel over de vloer bij de familie Huyens, vooral als Constantijn op reis \was. Zij was ook bevriend met Jacob Cats en bracht pakjes heen en weer tussen Constantijn en zijn vrienden. Ze zorgde dat hij een hond kreeg en ze regelde dat een zoon van lady Killigrew page werd aan het Nederlandse hof. Constantijn en zij spraken veel over godsdienst. Zij leende ook vaak geld uit en stond borg voor anderen. Voor haar stiefmoeder Lucretia van Trello schreef Constantijn in 1647 het gedicht ‘Ooghentroost’ dat haar, omdat ze half blind dreigde te worden, troost moest bieden.

(5) Dudley Carleton was adviseur voor de Engelsen bij de aankoop van Italiaanse kunst; Frederik v.d. Palts en Elisabeth van Bohemen woonden in zijn huis in Den Haag

(6) Mary Woodhouse was eerst getrouwd met sir Robert Killigrew en na diens dood, in 1633 hertrouwd met sir Thomas Stafford, kamerheer van koningin Henrietta Maria.

(7) Maria Tesselschade Roemers Visscher was zangeres en werd katholiek net als haar zus Anna. Ook Barlaeus had een oogje op haar. Ze logeerde in Constantijn`s huis aan Het Plein en kwam regelmatig op het Muiderslot.

(8) Hij werd dus niet privé secretaris en hoefde zich dus niet bezig te houden met de privé zaken van F.H. Zijn salaris was 500 gulden per jaar en diverse extra`s.

(9) Hij hielp o.a. Hooft, Barlaeus, Jacob van den Burgh, maar ook de zoon van Lady Killigrew

(10) (Bijna) alle brieven van Constantijn aan Amalia, zo`n 700,  zijn door haar hofdame bewaard en uiteindelijk teruggegeven en door Constantijn in drie folio-delen ingebonden.

(11) In 1641 kwam de vrouw van Jacobus, Henrietta Maria met haar dochter Mary Stuart naar de Republiek met een enorm gevolg. De hele zeer veeleisende huishouding moest worden geregeld. De bruidschat werd echter niet overhandigd, tot 1672, toen Constantijn er in slaagde die deels te laten uitbetalen.

(12)Constantijn noemde haar ‘Sterre’ in navolging van Petrarca en Philip Sidney die hun geliefde ‘Stella’noemden. Constantijn schreef over zijn huwelijk met haar zijn Dagh-werck.

(13) Aanvankelijk was zijn salaris 100 gulden per jaar plus reis- en verblijfskosten en een eindejaarsuitkering van 250 gulden; in 1647 werd het verhoogd tot 1200 gulden.

(14)Zij kende Frans, Latijn, Grieks, Duits, Engels, Italiaans, Hebreeuws, Syrisch, Arabisch, Chaldeeuws en Ethiopisch en schreef, dichtte, schilderde, graveerde en boetseerde. Ze was hiervoor lid van het Sint-Lucasgilde in Utrecht. De dogmatische Voetius had haar de kans gegeven zijn colleges (onzichtbaar) te volgen.

(15) De Fransen zagen duidelijk dat Constantijn een pro- Franse houding uitstraalde, hoewel hij zeker niet kritiekloos was en beloonden hem hiermee. Hoewel C. door had dat de oorlog tegen Spanje te duur was, was hij verontwaardigd over het aanknopen van de onderhandelingen in Munster in 1645. Amalia ging echter deel uitmaken van de pro-Spaanse partij omwille van Hendrik`s gezondheid en omdat zij op dat moment van Spaanse kant voordeel verwachtte.

(16) nu het Plein, vlakbij het Mauritshuis, neergezet door zijn vriend graaf Johan Maurits van Nassau.

(17) Volgens zijn eigen gedichten had Constantijn Huygens een vreselijke hekel aan haar.

(18) Letterlijk was het de plek waarheen je kon uitwijken van het Hof. In 1650-1652 schreef Huygens het hofdicht ‘Hofwijck’, waarin hij het leven op zijn buiten beschreef. Er wordt wel gedacht dat ‘ Hofwijck’ zijn poëtisch testament vormde, een memento mori voor hemzelf.

(19) Utricia Ogle kwam mee in het gevolg van Mary Stuart, de bruid van Willem II. Ze was een dochter van een Engelse officier en een Nederlandse moeder en werd in Utrecht geboren. Later werd ze mevrouw Swann

(20) Maria Casembroot trouwde nooit en was volgens Keesing misschien wel de meest toegewijde vriendin van Huygens. Deze bewering wordt door anderen weer ontkracht. Zij zou hem op zijn sterfbed verzorgd hebben.

(21)) Er zijn in de bronnen geen aanwijzingen dat Constantijn`s werk als secretaris werd beëindigd. Hij werkte voor Amalia en Mary.

(22) Beatrix de Cusance:was geen geleerde vrouw, maar wel zeer muzikaal en ze behoorde tot de Europese vorstelijke kringen. Constantijn ontwierp o.a. voor haar parfums en mondwater. Hij schijnt geprobeerd te hebben haar tot het protestantisme te bekeren.

(23) Zie voor een uitgebreide beschrijving van Christina van Zweden: http://www.charlottehansson.nl/Christina%20van%20Zweden%20in%20Rome.htm

(24) Zie het boek van Hofman, p. 258 - 266.

(25) In 1663 kreeg Christiaan van de Franse koning een eregeld.

(26) Omdat hier zeer veel andere boeken over bestaan, wordt hier in dit kader niet verder op ingegaan. Aangeraden wordt bijv. het boek van Wout Troost over Willem III te lezen.

(27) Over Christiaan en Constantijn je. zijn in 2013 naast veel boeken over Constantijn sr.  enige nieuwe boeken uitgekomen over:

Christiaan: Vincent Icke, De principes van Huygens, Historische Uitgeverij, 2013 en over Constantijn jr.het reeds genoemde boek van R. Dekker. A. de Jager noemt (p. 12)het jaartal 1671 als tijdstip waarop Constantijn jr. tot secretaris werd benoemd, terwijl Constantijn sr. hem bij deze functie zou moeten helpen tijdens de ophanden zijnde aanval van Frankrijk. Andere boekwerken vermelden dat Constantijn jr. de functie verkreeg in/ na 1672 als dank voor zijn vaders verdienste, dwz. na de eerste Franse aanvallen.

Uit het boek van Dekker kan ik de (elders gelezen) conclusie niet trekken dat Willem III verachting voor Constantijn jr. voelde, eerder dat de afstand tussen hen na 1688 groter werd, omdat er toen een Engels hof bij kwam en Willem III een aparte (Engelse) secretaris voor de Engelse zaken aanstelde. Constantijn jr. bleef in dienst tot zijn pensionering op 68jarige leeftijd.

(28) Ban en Mersenne verzonden hun werken via de diplomatieke post van Constantijn Huygens

(29) In 1641 pleitte hij zoals we nog zullen zien voor het gebruik van het orgel als begeleiding van het psalmen zingen. Wil men dat niet, dan zal hij, Constantijn, zelf wel God prijzen onder begeleiding van zijn luit:  psalm 71, vers 22: ‘Ik zal u psalmzingen met de citer, O Heilige Israels’. Dit vers komt terug als het einde van Pathodia.

(30) Constantijn`s zonen die eerder in Parijs waren dan hij, ontmoetten hen ook. Later was dat ook het geval voor Constantijn.

(31) N. Lanier bemiddelde o.a. voor Constantijn bij de aankoop van violen. Hij had hem leren kennen bij lady Mary Killigrew.

(32) zie o..a. http://musicologyconferences.xevents.sas.ac.uk/event/show/11202

(33) voor meer informatie: http://www.hofwijck.nl/media/P_Banck_2002.pdf

(34) De Artmusic CD is verkrijgbaar bij Bol.com. Deze CD geeft meer de soort muziek die past bij dit artikel dan de Naxos CD. Als je op Internet zoekt worden beide CD`s vanwege de titel nogal door elkaar gehaald en meestal wordt verwezen naar de Naxos CD.

(35) zie: http://www.allmusic.com/album/rembrandt-music-of-his-time-mw0001865198

(36)Indien men een voordrachtprogramma wenst samen te stellen met muziek uit de tijd van Huygens en op zoek is naar bladmuziek voorzien van een basso continuo, ontstaat de behoefte hier een overzicht van te hebben. Een eerste aanzet is:

-Songs from early/ old France, by Robert Gartside  (12de- 18de eeuw) (2004- Leyerle Publications), voorheen: Échos du temps passé (Weckerlin)(2 delen) en:Chants de la vieille France (Tiersot): de delen van Weckerlin en Tiersot zijn opgenomen in ISMLP en dus publiekelijk toegankelijk;

(37) als vervolg hierop: Sous la fraicheur d`un vert bocage (Bataille) is opgenomen in Weckerlin dl. 2 no 6

(38) A. de Jager meent dat Noske dit gedicht onterecht aan Huygens toeschrijft. Zij zegt dat het ook afkomstig is van Marino, uit diens ‘I sospiri d`Ergasto’.

(39)voor bladmuziek van deze en nog veel andere ‘Italiaanse’ componisten zie bijv.:

http://charlottehansson.nl/Arie%20Antiche%20Nederl%20en%20Engelse%20vertalingen.htm;  voor duetten zie:

http://charlottehansson.nl/duetten%20uit%20arie%20antiche%20italiane.htm

 

Bronnen:

Gedrukte bronnen:

H.A. Hofman, Constantijn Huygens (1596- 1687), Een christelijk -humanistisch bourgeois -gentilhomme in dienst van het Oranjehuis, HES uitgevers, Utrecht,1983

Luc Panhuysen, Oranje tegen de Zonnenkoning, Amsterdam 2016

Huygens Bulletin behorende bij de tentoonstelling over Constantijn en Christiaan Huygens in de Grote Kerk Den Haag (2013)

Infomateriaal: 400 jaar huwelijk Winterkoningin & Winterkoning/ Elizabeth & Frederik bij Hoogsteder& Hoogsteder Den Haag (t/m mei 2013)

Elisabeth Keesing, Het volk met lange rokken (vrouwen rondom Constantijn Huygens), Querido, Amsterdam 1987

Lisa Jardine, De reputatie van Constantijn Huygen: netwerker of virtuoos, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 2008

Inge Broekman, De rol van de schilderkunst in het leven van Constantijn Huygens (1596- 1687), Verloren, Hilversum 2005

Rudolf Dekker, Family, Culture and Society in the Diary of Constantijn Huygens Jr., Secretary to Stadholder- King William of Orange, Brill 2013; vertaald als: Observaties van een zeventiende-eeuwse wereldbeschouwer, Constantijn Huygens jr. en de uitvinding van het moderne dagboek, Panchaud, 2013

Astrid de Jager, doctoraalscriptie muziekwetenschappen UvA (2005): Che rumore sento fuore?, Eenheid en verscheidenheid in Huygens` Pathodia sacra et profana; www.musicology.nl/WM/scripties/jager.pdf

Rudolf Rasch, Driehonderd brieven over muziek van, aan en rond  Constantijn Huygens, Verloren, Hilversum 2007

Artikel van Rudolf Rasch in het boekje behorend bij de CD Pathodia sacra et profana (NM Classics)

Frits Noske, inleiding bij Pathodia Sacra et Profana, Muziekuitgeverij Saul Groen (1976)

Artikel over Constantijn Huygens door Randall H. Tollefsen in The New Grove, Dictionary of Music & Musicians, edited by Stanley Sadie, London 1980

Wout Troost, Stadhouder- koning Willem III: een politieke biografie, Verloren, Hilversum 2001

Atlas Geschiedenis, Wolters – Noordhoff, Groningen 1981

De Bosatlas van de geschiedeniscanon, Noordhoff Uitgevers, Groningen 2008

Putzger Historischer Weltatlas, 103de druk, Berlijn 2001

 

Websites:

Diverse Wikipedia sites en internet afbeeldingen

Rudolf Rasch: http://www.hofwijck.nl/media/P_Banck_2002.pdf, met veel informatie over Susanna Hoefnagel, de Pathodia en de verschillende uitvoeringen

 

Terug naar de Home page   of   naar de pagina Historie