Gerald Finzi, ‘the poet’s composer’

 

Al speurend naar interessante ‘nieuwe(re)’ muziek, kwam Gerald Finzi (1901-1956) in beeld.

 

Twee belangrijke redenen voor mij om zijn leven wat meer uit te diepen, waren:

1.zijn gebruik van gedichten met herinneringen aan de oorlog. Aanvankelijk dacht ik dat het gedichten waren die allemaal betrekking hadden op de 1ste Wereldoorlog en omdat ook Ralph Vaughan Williams, van wie ik al eerder muziek had gezongen, nauw betrokken is geweest bij WO I, wilde ik nader uitzoeken welke Engelse dichters en componisten nog meer meegedaan hadden aan oorlogshandelingen in WO I of gevolgen daarvan hadden ondervonden en in hoeverre dat gegeven in hun werk terug te vinden was. Dat onderzoek leverde een hele lijst namen op (h.4). Uiteindelijk bleek dat Finzi zijn ‘oorlogsliederen’ componeerde op teksten van de  16de en 17de eeuwers Peele en Knevet en op teksten van Thomas  Hardy (1840-1928), die in zijn gedichten de Napoleontische oorlogen beschreef maar ook WO I  (Channel  Firing -1914).

2.het gegeven dat Finzi veel solomuziek heeft geschreven, vooral voor de baritonstem ( medium/ low voice).

Deze muziek is onlangs in een Collected Songbook met 54 liederen door de Finzi Trust uitgegeven bij Boosey & Hawkes. Enige liederen die of nog niet duidelijk voor dat stemtype waren of zo fraai dat eigenlijk iedereen ze moet kunnen zingen (zie inleiding Finzi Trust in betreffend boek), zijn getransponeerd naar ‘low voice’.

 

 

Het verhaal is het ingedeeld in de volgende hoofdstukken:

  1. Een biografie van Gerald Finzi, de hoofdlijnen van zijn werkwijze, zijn ‘hofdichter’ Thomas Hardy
  2. Finzi geplaatst in ‘zijn tijd’ met een overzicht van de relevante muzikale ontwikkelingen buiten Engeland
  3. De Engelse dichters (warpoets) en componisten die op enigerlei wijze betrokken zijn geweest bij de

      1ste  Wereldoorlog.

  1. De belangrijkste vocale werken van Finzi en zijn tijdgenoten en met name die werken geschreven voor

      alt(lagere)stem of naar deze ligging getransponeerd, dus toegankelijk geworden.

 

  

                                    Voor hoofdstuk  2 ,  3 en  4  kan hieronder doorgelinkt worden

    2. Finzi in zijn tijd

3.Warpoets en componisten

 

4.Vocale werken voor alt/ mezzo

 

 

 

 

gerald finzi

nigel, gerald christopher, r

ernest farrar

bairstow   

ferguson

ivor gurney            

250px-Thomashardy   

Gerald Finzi

Nichel, G.F,. Christofer,

Vaughan W., Joy.

Lydia Riesenecker

in 1955

   Ernest Farrar

 Edward Bairstow

  Howard

  Ferguson

  Ivor Gurney

      Thomas Hardy

 

 

1.‘Korte’ biografie van Gerald Finzi * 

 

Gerald Finzi, telg uit een van oorsprong Joodse familie, werd op 14 juli 1901 in Londen geboren. Tijdens de

1ste Wereldoorlog woonde de familie in Harrogate, om zo ver mogelijk uit de buurt van Zeppelinluchtaanvallen te zijn en studeerde Gerald in privé-lessen bij Ernest Farrar, een leerling van Stanford en vriend van Vaughan Williams (zie h. 2). In 1918 sneuvelde Ernest aan het front evenals Edgar, de enige nog levende broer van Gerald. Ter nagedachtenis van Edgar schreef hij kort daarna voor zijn moeder ‘Upon a child’.

Tussen 1917 en 1922 studeerde hij bij Sir Edward Bairstow inYork Minster. Daar vond eind december 1920 zijn eerste openbare concert plaats met Opus.1 Ten Children`s Song op teksten van Rossetti. In 1922 verhuisde hij –de vegetariër, vol sterke socialistische neigingen en interesse in de volkscultuur- , naar het platteland van de Cotswolds om rustig te kunnen componeren. By Foothpath and Stile (zie ad b.) kwam in 1922 tot stand. Omdat hij zich daar uiteindelijk toch erg geïsoleerd voelde, vertrok hij in 1926 naar Londen waar hij bij R.O. Morris (1886-1948) ging studeren en leerde er Vaughan Williams, Holts, Bliss, Edmund Rubbra(1901-1986) en Howard Ferguson ( 1908-1999) kennen, met welke laatste Gerald een nauwe band kreeg, maar geen seksuele (Howard was homo wat de homohater Gerald niet wist!).

 

Voor een goed begrip van de verhoudingen dient men te weten dat in Engeland de Oostenrijks-Duitse traditie sinds WO I grotendeels zijn hegemonie had verloren en dat de Tweede Weense (h 2) school er weinig aantrekkingskracht had. De Britse muziekwereld was op dat moment verdeeld in twee ‘scholen’: de ‘cosmopolitici’ Bridge, Bax, Ireland en Goossens en de ‘Folksong nationalisten’ met aan het hoofd Vaughan Williams en Holst. Vaughan Williams ging wel vriendschappelijk om met Ireland en Bax en Bliss was ‘neutraal’. Finzi koos de kant van  V. Williams maar had een afkeer van Bax. Verder had hij vrienden onder het establishment, ook onder ‘ linksen’, maar hield hij niet van ‘bohémiens’ als Warlock.

 

Finzi componeerde in Londen o.a. twee ‘arias’ en hierin  zijn veel elementen te vinden van zijn ‘Bach periode’ (1925- 1930?) . In 1929 kon hij er, vanwege zijn onervarenheid, nog geen uitgever voor vinden. Van 1926-1928 schreef hij de cyclus A Young Man`s Exhortation , die uiteindelijk in 1933 compleet werd uitgevoerd.

Van 1930-1933 gaf hij les aan de Royal Academy of Music, maar stopte hiermee vanwege zijn  huwelijk met de artieste Joyce Black. Vanaf die tijd gebruikte Gerald vaak gedichten met ‘Joy’ in de tekst (van o.a. Edmund Blunden).

 

Omdat Finzi in Londen zich niet gelukkig voelde en zijn carrière zo weinig vaart had, verhuisden Gerald en Joy naar het platteland  in Aldbourne. On parent knees **( nu in de cyclus To a poet) componeerde hij kort nadat hij in 1934 voor het eerst vader was geworden van zijn zoon Christopher. Nigel  werd in 1936 geboren. Dies Natalis  is misschien een soort ‘dankoffer’ voor ‘het wonder van de kindsheid  gestalte krijgend in beide kinderen’,  hoewel Christopher volgens Ursula Vaughan Williams zeker geen engeltje was!

Earth and Air and Rain  werd voltooid in 1936 maar To Lizbie Browne en Rollicum-rorum werden ook apart uitgegeven.

In 1936 begon Gerald ook met de uitgave van Ivor Gurney`s muziek en met de cyclus Till Earth Outwears.

De verhuizing naar Ashmansworth Farm (Hampshire) vond plaats in maart 1939. Daar hield hij zich ook bezig met het telen van oude Engelse appelrassen die verloren dreigden te gaan.

Onder de dreiging van WO II werd het Driekorenfestival (31 aug. 1939) geschrapt, waar zijn net voltooide Dies Natalis voor het eerst uitgevoerd zou worden.

 

Vanaf midden jaren `30 besefte Gerald al terdege wat de opkomende bedreiging van Hitler  m.n. voor Joden inhield en had daar psychisch veel last van, vooral omdat hij ook nog familieleden in Duitsland had wonen. Als reactie op de spannende politieke situatie kwamen zomer `40 Channel Firing (nu in Before and After Summer) en June on Castle Hill (nu in To a poet ) tot stand, waarmee hij in de buurt kwam van het predikaat ‘warpoet’ (zie ** voor tekst, toelichting en vertaling). Na het uitbreken van de oorlog stopte hij aanvankelijk met componeren in afwachting van zijn oproep voor de militaire dienst en probeerde tegelijk zijn Engelse landgenoten duidelijk te maken wat er voor de Joden in Europa dreigde, maar…hij verzweeg altijd zijn eigen jood-zijn naar buiten toe. In zijn huis ving hij, maar vooral Joy,  in de oorlog een aantal Duitse en Tsjechische Joodse vluchtelingen op.

 

Om niet in actieve dienst te hoeven, probeerde een aantal musici erkenning te krijgen voor het feit dat zij door hun composities en uitvoeringen ook een bijdrage leverden aan de strijd, zoals bijv. Britten, maar niet altijd zag de regering hun ‘meerwaarde’.  Finzi had hier ook problemen mee en richtte wellicht de Newbury String Players op om zijn ‘noodzakelijkheid’ te bewijzen. De NSP bestond aanvankelijk vooral uit amateurs die ‘vergeten 18de eeuwse muziek’ tot leven brachten en werk van jonge componisten. Het managen ervan kostte veel tijd en energie. Uiteindelijk werd Finzi gered door een baan bij het ministerie van Oorlogstransport, waarmee hij voor het eerst van zijn leven een redelijk salaris verdiende. Een groot deel zette hij om in ‘antiquarische’  d.w.z. 18de en 19de eeuwse muziek. Hoewel hij vaak even probeerde te ontsnappen aan zijn drukke werk, nam door baan en vooral salaris zijn zelfvertrouwen enorm toe. In 1942 verscheen Finzi`s bijdrage aan Vaughan Williams`  70ste verjaardag: Let Us Garlands Bring,  hoewel delen ervan al eerder gereedgekomen waren. Hij had zoals vaker wat tijdsdruk nodig om een laatste ‘snel nummertje’ i.c. O mistres mine te produceren! In 1944 verscheen Farewell to Arms, waarvan de basis al in de jaren `20 was gelegd. 

 

Na de oorlog was Finzi`s financiële positie regelmatig een probleem omdat ook het schoolgeld voor beide kinderen betaald moest worden. Gelukkig ontving hij een aantal belangrijke opdrachten, zoals in 1946 de grote ode For Saint Cecilia (tekst E. Blunden). Even later schreef hij voor de BBC de Ode on the Rejection of St.Cecilia op tekst van George Barker en voltooide hij Intimations of Immortality op tekst van Wordsworth, welk stuk zeer tegengestelde reacties opriep, vooral ook vanwege de vraag of de tekst van Wordsworth wel op muziek gezet kon worden! Daarnaast bleef hij werken met de Newbury String Players, wat steeds meer energie kostte.

 

Van 1946 tot zijn dood bezocht Finzi met Joy en de kinderen het driekoren festival van Gloucester, Worcester en Hereford., dat live werd uitgezonden op de BBC en waar zijn muziek ook werd uitgevoerd. T.a.v. dit festival dient men te weten dat er na WO II een richtingenstrijd in ‘Korenland’ ontstond, een soort ‘Koude oorlog’:  de jongeren (o.a. B. Britten) met de nieuwe internationale Festivals en Summer Schools van Edinburgh, Aldeburgh en Dartington versus ‘de ouden’ met o.a. de Three Choirs die ‘naarstig probeerden Brittannië te vrijwaren voor het ‘moderne’.

 

Hoewel hij in 1951 hoorde dat hij leed aan de ziekte van Hodgkin en nog maar vijf tot tien jaar te leven had, bleef hij stug doorwerken aan Parry`s nalatenschap, een uitgave van William Boyce (1711-1779) en vooral aan de uitgave van het werk van Ivor Gurney ***waar hij al voor WO II mee begonnen was en die hij nooit had ontmoet (zie h 4).  Edmund Blunden (zie  ad.c) hielp hem hierbij en werd een zeer goede vriend van hem. Finzi droeg Before and After Summer aan hem op. Vlak voor zijn dood in 1956 componeerde hij nog een aantal liederen op teksten van Hardy, zoals bijv. In five-score summers en For Life I had never cared greatly  (nu in: I said to love). Gerald werd gecremeerd en Joy hield zijn as bij zich tot 1973 waarna zij deze uitstrooide onder de (zeldzame) appelbomen van West Country.

Na zijn dood nam zijn zoon Christopher het dirigentschap van de NSP over. In 1957 vond postuum de première plaats van de liederen die nu behoren tot I said to love,  Oh fair to see en Till Earth Outwear , in 1959 van To a poet en in 1965 van Oh fair to See. Hoewel de BBC vanaf de jaren `60 door het ‘modernistische en internationale klimaat’ een keuze maakte ‘tegen’ componisten als Elgar en Finzi, bleven zij aandacht krijgen door de opkomst van de grammofoonplaat.

 

 

Als we bepaalde aspecten van Finzi wat nader willen bekijken, komen de volgende thema`s in beeld:

a.       Finzi`s manier van componeren en zijn gedichtenkeuze

b.      zijn ‘huisdichter’ Thomas Hardy en de op zijn gedichten gebaseerde liederencycli

c.       de andere dichters waar Finzi gebruik van maakte

 

Ad a. Finzi`s manier van componeren en zijn gedichtenkeuze

Onderstaande gegevens zijn ontleend aan het boek van Trevor Hold, die in zijn hoofdstuk over Finzi wat ‘tegenwicht’ wil bieden aan alle applaus van Banfield e.a. met betrekking tot Finzi`s verdiensten. Hold noemt enige karakteristieken van Finzi`s werk: ‘Hoewel zelf agnost- werd hij geïnspireerd door de muziek van de Anglicaanse Kerk en gebruikte hij vaak, net als J.S. Bach, een versierde koraalmelodie in de rechterhand van de pianist en een ‘walking bass’ in de linkerhand, waarboven de zanger een quasi geïmproviseerde arioso lijn ‘liet stromen’. De piano partij is vaak een echo van de vocale lijnen (zie Lizbie Browne). In zijn composities zit niet veel maar wel enige ontwikkeling: de  latere zijn harmonisch gezien wel ingewikkelder dan de eerdere’. Hold vindt Finzi`s genialiteit vooral zitten in de manier waarop hij, op ongeëvenaarde wijze, het woord- ritme vertaalt in muzikaal ritme. Zijn baslijnen zijn wel wat statisch, maar de vocale lijnen zijn zeer gevarieerd. Hij gebruikt simpele strofische (Rollicum-rorum) en heel ingewikkelde doorgecomponeerde structuren (Channel Firing).

 

Liederencycli in de gewone zin van het woord, heeft Finzi niet geschreven, op ‘By Footpath and Stile’ na. Wat hij als zodanig betitelt, zijn eigenlijk lied(verzamel)boeken : als hij genoeg liederen had, liefst van één dichter’, publiceerde hij ze in bundels van tien stuks (1933-1936-1949).

 

Maar, en nu volgt de kritiek:

Hij vindt dat veel van Finzi`s liederen geen ‘memorabele’ melodieën hebben, dat ze te veel zijn bepaald door de ‘betekenis’, maar niet door de ‘vorm’ van de gebruikte teksten en dat ze een te beperkt harmonisch palet bezitten.

Hij noemt zijn muzikale stijl ‘ultra-conservatief’. De ‘walking bass’ (zie boven) komt ‘ irritant vaak‘ voor.  Het meest irritant echter vindt hij Finzi`s  enorme plechtstatigheid en gebrek aan humor, maar hij besluit zijn opstel met de conclusie dat ondanks alle bovengenoemde tekortkomingen, Finzi wel zeer terecht ‘the Poet`s composer’ wordt genoemd.

 

 

Ad b. Thomas Hardy

Thomas Hardy (1840-1928), de zoon van een steenhouwer, volgde aanvankelijk een opleiding als architect, maar legde zich daarna geheel toe op het schrijven. Tot 1895 schreef hij ook proza, maar omdat hij nogal veel kritiek kreeg vanwege zijn ‘immorele en antihuwelijkse’ boeken Tess of the d'Urbervilles en  Jude the Obscure , beoefende hij daarna alleen nog de dichtkunst en publiceerde bundels tot zijn dood in 1928. Hij schiep het grote vers-en-prozadrama The Dynasts (1904 - 1908). Het beschrijft in 130 bedrijven de Napoleontische oorlogen van 1805 tot 1815. De handeling daarin wordt, net als in de romans, beheerst door het noodlot.

Na de dood van zijn eerste vrouw Emma Gifford in 1912, na een huwelijk van 38 jaar, huwde hij met Florence Dugdale. Hun huis bij Max Gate in Dorchester, werd een bedevaartsoord voor andere schrijvers, als Siegfried Sassoon (h. 4) en Thomas Edward Lawrence. 

 

Finzi publiceerde zijn eerste ‘zettingen’ van de gedichten van Hardy in 1925 (By Foothpath and Stile 1921/2), maar ontmoette hemzelf nooit. Behalve Finzi hebben nog meer dan honderd componisten Hardy`s gedichten ‘gebruikt’, wat best verwonderlijk is  omdat Hardy er net als Finzi, maar in tegenstelling tot veel anderen, een ‘gemengd stoïcijnse en fatalistische’ filosofie op na hield en een soms nogal antiek taalgebruik vol dialectwoorden uit Dorset.

Deze levensfilosofie behoorde volgens Finzi vooral ‘gezet te worden in een bariton of medium-low ligging’.

 

Hardy schreef ongeveer 900 gedichten en één op de acht heeft bewust “muziekassociaties’, d.w.z. is gebaseerd op volksballades, polka`s, walsen, pianoduetten en oude psalmmelodieën. Dat is ook de reden waarom zijn werk zo ‘bruikbaar’ was. Moeilijker was de manier waarop Hardy zijn gedachten in zijn dichtregels verstopte:  Soms keurig duidelijk in een nette afgebakende zin, maar vaak verspreid over een paar dichtregels, waardoor ze  midden in een zin ‘tot rust kwamen’. De gedachtegang in zijn gedichten is vaak ingewikkeld en/ of ironisch en bevat meerdere  standpunten / meerdere personages in tijd/ ruimte.  Zo`n gedicht is nog wel te begrijpen als je een pagina (hard op) leest, maar de innerlijke complexiteit ervan is zeer moeilijk in een muzikale setting te ‘verpakken’ en eigenlijk moet je vóór dat je er naar gaat luisteren,  eerst het hele gedicht al ontrafeld hebben om de inhoud te kunnen bevatten.

Finzi is nooit teruggeschrokken voor zulke ingewikkelde gedichten, waarbij men als voorbeeld ‘Channel firing’(op tekst uit 1914 van Hardy) noemt.

Omdat hij niet tevreden was over By Footpath and Stile  ( te veel jeugdwerk) wilde Finzi deze herschrijven, maar omdat hij voor de voltooiing ervan overleed, is de cyclus eigenlijk tegen zijn wil in nu opnieuw uitgegeven.

Earth and Air and Rain (1928-1932) met liederen als Rollicum -Rorum en To Lizbie Browne wordt als een van de mooiste ‘Hardy’ werken gezien.

 

c.De andere dichters waar Gerald Finzi  gebruik van maakte:

A. Edmund Blunden (1896-1974) , bevriend met Siegfried Sassoon (zie h.4) vocht twee jaar in de vuurlinies van WO I en schreef daar het boek Undertones of War (1928) over. Zoals al eerder gezegd, was Edmund zeer betrokken bij de uitgave van het werk van Ivor Gurney en heeft Finzi o.a. een aantal van Blundens gedichten met de naam Joy erin gebruikt.

B. Thomas Traherne (1637-1774), was een priester die proza en poëzie schreef; zijn gedichten zijn voor het eerst pas ontdekt in 1896. Hij wordt, net als Shakespeare soms, gerekend tot de  ‘Metaphysical Poets’ en beschrijft ‘het Verloren Paradijs (Lost Eden) van (zijn eigen) Kindertijd en Jeugd’.

Finzi heeft Dies Natalis gebaseerd op drie van zijn gedichten en op een stuk van zijn proza’ Centuries of Meditation’.

 

verder:

C. Ralph Knevet (1600-1671) en George Peele (1556-1596);  Knevet schreef in ‘The helmet now an hive for bees becomes’ een overpeinzing op een gedicht van Peele, maar…..Peele`s gedicht werd in 1926 ‘gezet’, terwijl Knevet pas later aan Finzi bekend werd en in 1944 werd ‘gezet’. Zij vormen nu samen Farewell to Arms dat in ‘barokstijl’ geschreven is met recitatief en aria. John Milton (1608-1674) ; Shakespeare (1564-1616);  Herman Elroy (James) Flecker (1884-1915) de la Mare (1873-1956)  e.a.

 

 

 

Finzi`s cycli op opusnummer:

(met orkest:)            

op gedichten van:          

gereedgekomen:

 

Opus 2   By footpath and Stile                          

Hardy

1921-2

Opus 8   Dies Natalis                                           

Traherne

1926-1939

Opus 9   Farewell to Arms                                    

Knevet+ Peele

1926-1944

Opus 12 Two Sonnets                                         

Milton

1928

Opus 18 Let us garlands bring                           

Shakespeare

1929-1942

Opus 20 Music for Love`s Labours Lost         

Shakespeare

1946

 

(met pf:)

 

 

Opus 13b Oh fair to see                                         

Hardy, Rossetti, Gurney, Blunden, Bridges

1929-1956

Opus 13a To a poet                                                

Flecker, Traherne, de la Mare enz.

jaren `20- 1956

Opus 14 A Young Man`s Exhortation                  

Hardy

1926-1929

Opus 15 Earth and Air and Rain                           

Hardy

1928-1932

Opus 16 Before and after Summer                        

Hardy

1938-1949

Opus 18 Let us garlands bring                               

Shakespeare

1929-1942

Opus 19 Till Earth Outwears                                 

Hardy

1927-1955

Opus 19  ?  I said to love                                           

Hardy

1928-1956

 

 

·         voor de officiële  biografie en een overzicht van al zijn werken, volg deze link. ; voor een zeer uitgebreide biografie zie het boek van Banfield, dat gebruik maakt van de hele briefwisseling van Finzi.. Na lezing van dat boek vraag ik me af wat je nog voor nieuws kan schrijven over Finzi, maar blijkbaar kon Diana McVeagh dat wel, gezien haar boek in 2007. Banfields boek geeft enorm veel details maar is als geheel niet overzichtelijk omdat de grote lijn van het verhaal moeilijk te vinden is tussen alle details.Wellicht is McVeagh overzichtelijker. Hold (2002)vindt Banfield te weinig kritisch. Gezien de nauwe relatie McVeagh-Finzi Trust zal haar boek niet heel anders zijn!

**   voor tekst, toelichting en vertaling, volg deze link

***  Banfield geeft aan dat een deel van de eer m.b.t. Gurney ook aan Marion Scott gegeven dient te worden: zij had hem 15 jaar bezocht in het

        psychiatrische ziekenhuis en gezorgd voor regelmatige publicatie van een aantal van zijn gedichten (p. 399)

 

Gebruikte bronnen:

 

Gedrukte literatuur:

The New Grove – 1995-  Gerald Finzi, artikel Diana McVeagh

Diana McVeagh, Gerald Finzi, his life and music, 2007 (niet gelezen)

Stephen Banfield, Gerald Finzi, An English Composer ,  Londen 1997

Trevor Hold, Parry to Finzi . Twenty English song-composers, Woodbridge UK  2002

W. Steffelaar, Muzikale stijlgeschiedenis, Amsterdam 1999

Donald J. Grout & Claude V. Palisca, Geschiedenis van de Westerse muziek, (Nederlandse vertaling), Amsterdam 2004, 5de druk

‘We will remember them’, artikel uit BBC Music Magazine, november 2008

Gerald Finzi, Collected Songs, 54 Songs Including 8 Cycles or Sets, Boosey & Hawkes 2008

 

Websites:

De Gerald Finzi Trust site: http://www.geraldfinzi.org/

De officiële Gerald Finzi site: http://www.geraldfinzi.com/

Wikipedia over Gerald Finzi:  http://en.wikipedia.org/wiki/Gerald_Finzi

Boosey & Hawkes over Gerald Finzi: http://www.boosey.com/composer/Gerald+Finzi

Joyce Finzi (de vrouw van Gerald): http://www.joyfinzi.com/

De pagina`s van Lied and Artsong : http://www.recmusic.org/lieder/f/finzi.html

 

 

 

 Terug naar boven   of naar de   Homepage