Nieuwsbrief 39 (mei 2017)

Thema: allerlei

 

De componisten van deze Salon behoren tot allerlei periodes van de muziekgeschiedenis. Het is niet mogelijk een rode draad tussen hen aan te geven en daarom worden ze gewoon chronologisch behandeld, maar wel zo veel mogelijk ‘geplaatst in hun tijd’. Sommige componisten zijn al in eerdere Salons bezongen en voor enige van hen wordt verwezen naar hun componisten-portret en de geschiedenis van de Opera.

 

1000             

1450

1600

1700

1750

1820

1910

2000

Middel-

eeuwen

Renaissance

                      Barok

Classicisme

Romantiek

       A-tonaliteit

 

      Th. Morley

M. da Gagliano 

     H. Purcell

         G. Fr. Handel

          L. Leo             

  W.A. Mozart

         G.A.  Rossini

           G. Fauré

 

De Engelsman Thomas Morley (1557- 1602) was de zoon van een brouwer in de regeerperiode van Elizabeth I (1558- 1603) die gekenmerkt werd door de strijd tussen de katholieken en het opkomend protestantisme. Elizabeth steunde de zaak van de protestanten. Thomas leefde in dezelfde tijd als Shakespeare en zelfs een tijd lang in dezelfde parochie. Hij was koorknaap in de kathedraal van Norwich, waar hij in 1583 organist werd. In 1589 werd hij organist in de Londense St Paul's Cathedral, nadat hij in 1588 in Oxford een graad in de muziek had behaald. In 1592 werd hij tot Gentleman van de Chapel Royal benoemd en in 1596 verkreeg hij het monopolie van Elizabeth op het drukken van muziekpartituren, dat voorheen aan 

William Byrd had toebehoord. In totaal publiceerde hij negen boeken met madrigalen, een genre waaraan hij zijn reputatie ontleende. Ook vertaalde hij vele Italiaanse madrigalen naar het Engels. Morley schreef ook een belangrijk pedagogisch muziekboek, A Plaine and Easie Introduction to Practicall Musicke. In 1600 publiceerde hij een boek met luitliederen voor één stem; dit genre was toen in opmars en werd vooral door John Dowland beoefend. Morley`s werk is in de 20e eeuw met name door Alfred Deller herontdekt. Sweet Nimphe, come to thy lover is nummer 3 in zijn ‘First booke of canzonets to two voyces’ (1595). Voor de tekst met toelichting zie de bijlage.

 

Van Marco da Gagliano (1582 –1643) bestaat reeds een componistenportret. Gagliano schreef voor de Medici familie enorm veel kerkelijke en wereldlijke muziek en was daarnaast zanger en instrumentalist. Zijn werk is een mix van prima prattica (conservatief) en seconda prattica (progressief). In un limpido rio uit 1615 weerspiegelt vooral de laatste stijl.

Gagliano was zeer invloedrijk in zijn tijd, maar na zijn dood werd hij overschaduwd door tijdgenoten als Monteverdi.

 

Voor uitgebreide informatie over Henry Purcell (1659- 1695) is het handig eerst Nieuwbrief 33 te lezen! Hij componeerde instrumentele kamermuziek, kerkmuziek, odes, (semi-) opera`s en ‘losse’ wereldlijke liederen. Voor het theater schreef hij naast instrumentele muziek ook meer dan vijftig liederen (in solo en duetvorm), met basso continuo begeleiding. Het waren soms heel erotische en soms politiek satirische liederen, bestemd om tussen het gesproken drama door te zingen, meestal door professionele zangers, maar af en toe door acteurs met veel zangtalent. Bij het bestuderen van ‘losse’ composities van Purcell is het dus erg belangrijk te kijken wat de oorspronkelijke functie in het toneelstuk was!

Purcell gebruikte voor zijn theatermuziekstuk Don Quichot (1694- 1695) de teksten van Thomas D’Urfey . Deel I begint met het gevecht tegen de windmolens, maar het eerste muzikale onderdeel komt in de tweede akte waar Sing, sing all ye muses’ de climax markeert van de scherts- ridderslag die de Don in de herberg van Vincent ontvangt, de ‘Humorous host’ die hem plaagt en het lied aankondigt als ‘the song in praise of arms and soldiery’. In het bewuste tafereel wordt een troep zangers en dansers geïntroduceerd en daaruit worden de countertenor en de bas gerekruteerd die het lied zingen. De Muzen, dochters van Zeus en Mnemosyne (=Geheugen) werden beschouwd als de godinnen van creatieve uitvindingen, dichterlijke inspiratie en de herinnering.

Het lied is een  bewerking door Purcell van Blow`s gelijknamige lied. In de uitgave van dit lied in ‘Singing for Pleasure’, wordt ten onrechte aangegeven dat het bij Bonduca behoort.

Verder schreef Purcell nog veel andere geheel ‘losse’ liederen, zoals What can we poor females do (1694). Vaak zijn het grote stukken, met recitatief en aria, net als bij de Italiaanse solo cantate. Deze liederen hebben ook vaak een ‘ground bass’: een melodische zin die steeds wordt herhaald in de baslijn, terwijl de muziek in de ‘’bovenlijnen’ varieert.

Het solo- liedWhat can we poor females do’ heeft een duet versie (Z518). Het is (nog) niet vindbaar voor wie en waarom het is geschreven en het is ook (nog) niet gedateerd. De auteur van de tekst is eveneens onbekend.

 

https://lh3.googleusercontent.com/bHJCT8mcfKcjjEFy-_KZmj_w99HmrPioKZYxhLYL6zGc6kj0Hp60UpvqrpdRqQfy8rrDBtI=s85

https://lh3.googleusercontent.com/IawobvDP9agSEK_-2-dcRn_1y9B6x0fYHQN6c0wZ1MFl7ztS4VqOwBosz4-h4390goNjgg=s85

https://lh3.googleusercontent.com/_MPUiN1guRo0Cj1R7DVp4nXPDsVKIcpKg_nY1BMTYzVb5BTvdlA9gMHrVRYNfleg3pL2-w=s85

https://lh3.googleusercontent.com/Lp0yns9rhAOsMS4QrD7NOLdSrTohHzJiysegIdY5teYodo86ax1se_CqaTISaScK2R2R=s85

https://lh3.googleusercontent.com/9Ab1WV9yJ0D42RFVhJb_qBLnaBu5p7KV1xA3UUd5toTYec5Arml4QOAsFYRpnkqZEuKw=s85

https://lh3.googleusercontent.com/VtztX_q539eSX5WGCDai9Jp3GuIlkOFPFXaGXHZWSqQ6ejiUW8QsOSudZSAuDxifCHHZ=s85

  https://lh3.googleusercontent.com/DKTYutR_RtabOikMiTQCk0ykmbKni7X87l8EVaJrUqgMiN9SujgDjMYibRlCGDA1rr3ERiM=s85      

https://lh3.googleusercontent.com/O2fZ9FGSwQSmdeagaQ3kBeYwLGTKBEAxL9SzbIO9YhU59sHeqtHwoP61bYI_WWFVwGkT298=s113

T. Morley

M. da Gagliano

    H.  Purcell

   G. F. Handel

      L. Leo

 W.A. Mozart

     G. Rossini

            G. Fauré

 

Georg Friedrich Handel (1685-1759) is eveneens al uitvoerig behandeld in zijn componistenportret. Evensong is een Engels arrangement van J. Michael Diack van Handel`s  ‘Ombra mai fu’ (een aria uit de opera Serse (Xerxes)- HWV 40  uit 1738).

 

Leonardo Leo (1694 – 1744 of 1745), ook Lionardo Oronzo Salvatore de Leo genaamd, werd geboren in San Vito degli Schiavoni, toentertijd een deel van het Koninkrijk Napels. Hij was student aan het Conservatorio della Pietà dei Turchini in Napels in 1703. Men denkt dat hij ook een leerling van Alessandro Scarlatti is geweest, maar zekerheid hierover is er niet, hoewel hij ongetwijfeld beïnvloed werd door diens composities. Zijn vroegst bekende werk was een heilig drama, L'infedelta abbattuta. In 1715 werd hij zelf leraar aan het bovengenoemde conservatorium. In 1713 werd Leonardo Leo benoemd tot organist aan de Onderkoninklijke Kapel in Napels.

In 1714 produceerde hij aan het hoftheater de opera Pisistrato. Hij bleef werkzaam bij de Koninklijke Kapel en schrijven voor het toneel. Daarnaast gaf hij les aan het conservatorium. Hij schreef komische opera's in de Napolitaanse stijl, maar ook ernstige. Na 1725 werd hij echter overschaduwd door Johann Adolf Hasse en Leonardo Vinci.  Het meest bekend is Leo als componist van geestelijke muziek. Dal tuo soglio luminoso is een duet op tekst van een onbekend dichter volgens sommige bronnen, wellicht uit 1734. Volgens de Archivio della Cantata Italiana (1) hoort het echter bij het oratorium Sant'Elena al Calvario, op tekst van Pietro Metastasio (1698- 1782), dat ook door o.a. Hasse op muziek werd gezet. Sant` Elena werd voor het eerst opgevoerd in 1732 in het Koninklijk Paleis in Napels (2). Voor de samenvatting van de tekst zie de bijlage. Dal tuo soglio luminoso is het duet uit het 2de deel,van keizerin Elena en de Romeinse christin Eudossa.

 

https://lh3.googleusercontent.com/0oTNSVL18guEpY2_CS9LRCmAZ0_I9zpNhzaJit3g1XLYEMCUcTs6Gt3PM-XvEUKgVu_K6Q=s151

https://lh3.googleusercontent.com/nblBMgcVZsM_-LMD5ZYrIB1ZOezCrBEHycS-9WBAQfDIUGyySY1o87yv1RP6Mem5u0_6=s130

https://lh3.googleusercontent.com/-Vo_ZHNQE-qg_WdvAbTsH4gTse3a_07jLZjRMko58OYAJ2qv5VYyjLshKA5gvTMXQhBglg=s114

 L. Leo: Sant' Elena al Calvario

W.A. Mozart: Così fan tutte

 G. Rossini: La Pesca

 

Voor de achtergrond van Wolfgang Amadeus Mozart (1756- 1791) wordt allereerst verwezen naar Nieuwsbrief 10. Voor zijn plaats in de Operawereld is Nieuwsbrief 15 belangrijk. Mozart schreef op 12-jarige leeftijd reeds zijn eerste opera en schikte zich toen nog naar alle voorschriften van de opera seria, maar snel daarna brak hij hiermee. Hij begon mensen van vlees en bloed te scheppen wier acties niet geleid werden door kunstmatige regels maar die op een natuurlijke manier voortkwamen uit de situaties waarin ze verkeerden. Zijn personen gingen gewoon met elkaar om en hoewel het nog steeds ‘nummer’-opera`s waren (aria`s, recitatieven, koren enz.) liepen de nummers vaak naadloos in elkaar over. Daarnaast componeerde hij nog vele andere soorten werken.

Het terzet Soave il vento behoort bij acte I van de opera Così fan tutte, ossia La scuola degli amanti (KV 588), een opera in twee bedrijven naar een libretto van Lorenzo da Ponte. De eerste opvoering was op 26 januari 1790 in Wenen en was een groot succes. Omdat keizer Jozef II op 20 februari 1790 overleed werden alle theaters gesloten en werd de opera pas in juni 1790 weer opnieuw opgevoerd.

Così fan tutte wordt beschouwd als één van de meest muzikale opera's van Mozart. De titel betekent ‘Zo doen ze allemaal’ of ‘De school voor geliefden’ en refereert aan de onbetrouwbaarheid van vrouwen in de liefde (3).

 

De volgende twee componisten behoren tot de periode van de Romantiek. Het is handig om eerst bijv. Nieuwsbrief 30 over deze periode te lezen.

Gioachino Antonio Rossini (1792- 1868) werd geboren in een muzikanten- familie in Pesaro, een stad aan de Italiaanse Adriatische kust, dat toen een deel van de Pauselijke Staten was. Zijn vader speelde hoorn en was inspecteur van slachthuizen, zijn moeder was zangeres en een bakkersdochter. Rossini`s muzikale training begon al vroeg en op zesjarige leeftijd speelde hij triangel in zijn vaders muziekgroep. Omdat zijn vader sympathiseerde met de Franse Revolutie en de intocht van Napoleon`s troepen in Noord- Italië verwelkomde, werd hij gevangen gezet. Zijn moeder nam Gioachino mee naar Bologna om daar zelf als zangeres in de theaters geld te verdienen. Zijn oude oma moest vaak op hem passen wat haar veel moeite kostte. Zijn vader kwam vrij en ging in dezelfde theaters als zijn vrouw hoorn spelen, terwijl Gioachino op die momenten werd ondergebracht bij een varkensslager. Hij kreeg drie jaar klavecimbelles van –de nogal luie en daarnaast in bier handelende- Giuseppe Prinetti, die slechts met twee vingers kon spelen! Hierna werd hij leerling van Angelo Tesei die hem van blad leerde lezen, pianobegeleidingen leerde spelen en goed leerde zingen.

Op 12-jarige leeftijd componeerde hij al diverse sonates, geïnspireerd door de muziek van Haydn en Mozart. Toen hij dertien was schreef hij zijn eerste opera. In 1806 kreeg hij celloles aan het conservatorium van Bologna, waar hij veel moeite had met de strenge contrapunt- opvattingen van Padre Stanislao Mattei. In 1810 kreeg hij zijn eerste compositieopdracht voor een opera, waarna hij veel succes oogstte met Tancredi en L`Italiana in Algeri. Naast opera seria`s ging hij ook komische werken (opera buffa`s) schrijven,

In 1822 trouwde hij met de sopraan Isabella Colbran en vertrok na zijn laatste Italiaanse opera, Semiramide, naar Londen. In 1824 ging in Parijs wonen waar hij het Théâtre Italien leidde. Na de opera Guillaume Tell in 1829 schreef hij alleen nog maar geestelijke werken zoals het Stabat Mater. In 1837 scheidde hij van Isabella en kreeg een relatie met Olympe Pélisier, met wie hij in 1846 huwde, na de dood van Isabella in 1845. Politieke schermutselingen dwongen hem in 1848 Bologna te verlaten.

Na 1850 kreeg hij gezondheidsproblemen en last van depressies. In 1855 vertrok hij vanuit Florence naar Parijs waar hij na een tijdje weer in staat was te componeren. De laatste tien jaar van zijn leven zou hij nog 150 composities schrijven: stukken voor piano, vocale stukken en de Petite messe solennelle. De meeste van zijn kleinere composities beleefden hun première tijdens zijn ‘Samedi soirs’, wekelijkse soirees (Soirées Musicales/ Serate Musicali) die gehouden werden in Rossini`s appartement aan de Rue de la Chaussée d’Antin in de wijk Montmartre. Bij deze gelegenheden werden o.m. zijn composities voor piano en/of zang – waaronder veel parodieën – voor het eerst ten gehore gebracht. Later werden zij gebundeld in een twaalftal verschillende albums, die samen Péchés de Vieillesse worden genoemd, ‘Ouderdomszonden’, een titel die Rossini er zelf aan gaf.

Uiteindelijk stierf hij in 1868, waarna hij in Parijs werd begraven op Cimetière du Père- Lachaise. Rossini liet het grootste deel van zijn bezit na aan zijn geboortestad Pesaro, waarmee aldaar een conservatorium werd gesticht. In 1887 werden zijn overblijfselen op verzoek van de Italiaanse regering verplaatst naar de basilica di Santa Croce in Florence.

La Pesca (Già la notte s' avvicina)  een avondlied/ duet op tekst van de reeds eerder genoemde Pietro Metastasio, is nummer 10 van de Soirées Musicale, gepubliceerd in 1835. Rossini`s eerste vrouw, Isabella Colbran (1785 - 1845), is echter de componiste van een sololied Già la notte s' avvicina’ (4), een barcarolle voor stem en harp.

 

Gabriel Urbain Fauré (1845-1924) studeerde aan de kerkmuziekschool van Louis Niedermeyer in Parijs, waar onder anderen Camille Saint-Saëns een van zijn leraren was. Fauré vocht mee in de Frans- Duitse oorlog van 1870 en bij het beleg van Parijs. Na die tijd werd hij assistent – organist en organist, eerst in Rennes en later in verscheidene Parijse kerken. Hij bezocht de muzikale salons van Parijs o.a. van de beroemde zangeres Pauline Viardot en is kort verloofd geweest (juli- oktober 1877) met haar dochter Marianne waar hij al vijf jaar verliefd op was.

Fauré was jarenlang verbonden aan de Parijse Madeleine- kerk, vanaf 1877 als koordirigent en vanaf 1896 als organist. Net als Saint- Saëns beschouwde hij het werk aldaar slechts als middel van bestaan om te kunnen componeren en allebei waren ze niet erg met religie bezig. Fauré was dan ook erg blij dat hij er mee kon stoppen toen hij in 1905 directeur werd van het Parijse Conservatorium. Pas in de jaren `40 van de 20ste eeuw brak hij door in het buitenland.

‘Puisqu`ici- bas toute âme’, opus 10, is gecomponeerd in 1863 en herzien in 1873. Het is dus oorspronkelijk een jeugdwerk. Het lied is door Claudie (andere dochter van Pauline) en Marianne gezamenlijk uitgevoerd (in 1879?) en de muziek is ook aan hen opgedragen (à Mesdames Georges Chamerot = Claudie et Alphonse Duvernoy = Marianne). De tekst is van Victor Hugo (1802-1885)  en volgens sommigen ook van Marc Monnier  (1827-1885). Deze tekst is een aantal malen getoonzet o.a. ook door R. Hahn en Saint-Saëns onder de titel ‘Rêverie’, waarbij de verschillende componisten niet altijd dezelfde coupletten van het gedicht gebruikt hebben.

 

Bijlagen:

In principe worden alleen liederen vanuit het Italiaans en Frans vertaald.

Morley:

Sweet nymph, come to thy lover,
Lo! here alone our love we may discover
Where the sweet nightingale with wanton gloses,
Hark! her love too discloses.               

n.b. According to the Oxford English Dictionary, in this context ‘gloses’ would mean flattery or smooth talk. So the nightingale is expressing her love while making lusty flattering suggestions or ‘wanton gloses’.

 

da Gagliano:

In un limpido rio la mia dolce nemica un dì

s`affisse e sospirando disse:

O fedel mio meraviglia non è s `a tanto ardore

hai di cenere il volto e fiamma il core

 

One day my sweet enemy looked into a clear stream

And said, sighing:

Oh my faithful one: It is no wonder that so much ardour

should make your face like ashes and your heart like flame 

 

Leo: samenvatting:

Plaats van handeling: ca. 326, op de Calvarieberg..

Das Libretto handelt von der Pilgerreise der Heiligen Helena, der Mutter Kaiser Konstantins des Großen, nach Jerusalem, auf der sie der Legende zufolge das Grab und das Kreuz Christi wiederentdeckte. Bischof Macario begrüßt Helena in Jerusalem. Diese ist ergriffen, im heiligen Land angekommen zu sein. Der römische Landpfleger Draciliano meldet die Ankunft von zwei Personengruppen, einer Frauengruppe mit der christlich geborenen Römerin Eudossa und einer Männergruppe mit dem neu getauften Eustazio aus Palestina. Die beiden Gruppen besingen als Chor das Leid Christi, durch das die Welt erlöst wurde. Helena erkundigt sich bei ihnen nach dem Ort des Grabes Jesu. Eustazio erklärt, dass dieser schon seit langem nicht mehr bekannt sei, und Eudossa ergänzt, dass er von den Heiden geheim gehalten und mit Götzenbildern überbaut worden sei. Helena drängt darauf, die Suche nach dem Kreuz zu beginnen. Sie erzählt von einem Traum, in dem sie in einer Wüste eine Quelle gefunden hatte. Eustazio hält dies für ein gutes Vorzeichen. Er glaubt, Gott habe das Kaiserhaus als Spender seiner Wohltaten ausersehen. Nach einem Gebet Helenas endet der erste Teil mit einem Chor, der die Bedeutung der Monarchen als positives oder negatives Vorbild seiner Untertanen hervorhebt.

Das Grab wurde gefunden, und Macario, Draciliano, Eustazio und Eudossa präsentieren es Helena. Diese reagiert jedoch nicht wie von den anderen erwartet freudig, sondern erbleicht vor Ehrfurcht und gedenkt des Leidens Christi. Macario vergleicht das marmorne Grab mit der Mutter Gottes, da beide den Erlöser in sich verschlossen gehalten hatten. Helene nähert sich dem Grab und entdeckt unter dem Schutt die Kreuze von Jesus und seinen beiden Mitverurteilten. Eudossa rät zur Geduld, da man noch nicht wissen könne, welches davon das Kreuz Jesu ist. Da das Namensschild nicht mehr am Kreuz befestigt ist, ist eine eindeutige Zuordnung nicht möglich. Da nähert sich ein Leichenzug. Macario schlägt vor, das mittlere der drei Kreuze auf die Probe zu stellen. Er bittet Helena, am Grab zu bleiben, um ihr Vorhaben durch Gebete zu unterstützen, und entfernt sich mit Eustazio. Nach einer Weile kehrt Eustazio zurück und berichtet, dass Macario das Kreuz über den Leichnam gehalten habe und der Tote wieder zum Leben zurückgefunden habe. Damit sind alle Zweifel zerstreut. Nun kehrt auch Macario zurück. Er ruft das Volk auf, angesichts des Kreuzes alle bösen Neigungen abzulegen. Auch Helena bittet Gott um Vergebung für ihre Sünden. Zum Abschluss des Oratoriums fordert der Chor die Gläubigen auf, ihrem Beispiel zu folgen.

 

Leo:

Dal tuo soglio luminoso

Deh rimira il nostro pianto

O pietoso, o divino Redentor!

Ah risplende al marmo accanto

Che raccolse il verbo eterno

Della morte e dell'inferno

Anche il legno vincitor

 

 

From your bright throne

look at our crying,

o compassionate, o divino Redentor (=verlosser).

Shine to the marble beside

that picked up the eternal word

of death and hell,

even wood vincitor (=overwinnaar)

(n.b. ik sta zeer open voor betere vertalingen!!)

 

Mozart:

Soave sia il vento,
Tranquilla sia l’onda,
Ed ogni elemento
Benigno risponda
Ai nostri {vostri) desir.

 

Gentle is the wind,
Calm is the wave,
And every one of the elements
Answer warmly
To our (your) desire.

 

Rossini:

Già la notte s' avvicina, 
viene o Nice, amato bene, 
della placida marina 
le fresch' aure a respirar. 

Non sa dir che sia diletto 
chi non posa in queste arene 
or che un lento zefiretto 
dolcemente increspa il mar.

 

Already night is approaching

come, O Nice, my beloved,

from the calm seascape,

let us breathe the fresh zephyrs.

 

No one can say that he is loved

unless he stands on these sands

now that a slow little breeze

gently ripples the sea

 

Fauré:

Puisqu'ici-bas toute âme 
Donne à quelqu'un
Sa musique, sa flamme, 
Ou son parfum ;

Puisqu'ici toute chose 
Donne toujours
Son épine ou sa rose
A ses amours ;

Puisqu'avril donne aux chênes 
Un bruit charmant ;
Que la nuit donne aux peines
L'oubli dormant ;

Puisque l'air à la branche           -niet overgenomen door Fauré
Donne l'oiseau ;
Que l'aube à la pervenche 
Donne un peu d'eau ;

Puisque, lorsqu'elle arrive 
S'y reposer,
L'onde amère à la rive

Donne un baiser ;

Je te donne, à cette heure,
Penché sur toi,
La chose la meilleure
Que j'aie en moi !

Reçois donc ma pensée,
Triste d'ailleurs,
Qui, comme une rosée,
T'arrive en pleurs !

Reçois mes voeux sans nombre,
Ô mes amours !
Reçois la flamme ou l'ombre
De tous mes jours !

Mes transports pleins d'ivresses,
Purs de soupçons,
Et toutes les caresses
De mes chansons !

Mon esprit qui sans voile
Vogue au hasard,
Et qui n'a pour étoile
Que ton regard !

 

Ma muse, que les heures               -niet overgenomen door Fauré
Bercent rêvant,
Qui, pleurant quand tu pleures,
Pleure souvent !

Reçois, mon bien céleste,
Ô ma beauté,
Mon coeur, dont rien ne reste,
L'amour ôté !

 

Since everything below,
Doth, in this mortal state,
Its tone, its fragrance, or its glow
Communicate;

 

Since all that lives and moves
Upon the earth, bestows
On what it seeks and what it loves
Its thorn or rose;

 

Since April to the trees

Gives a bewitching sound,
And sombre night to grief gives ease,
And peace profound;

 

Since day-spring on the flower
A fresh'ning drop confers,
And the fresh air on branch and bower
Its choristers;

 

Since the dark wave bestows
A soft caress, imprest
On the green bank to which it goes
Seeking its rest;

 

I give thee at this hour,
Thus fondly bent o'er thee,
The best of all the things in dow'r
That in me be.

 

Receive,-poor gift, 'tis true,
Which grief, not joy, endears,--
My thoughts, that like a shower of dew,
Reach thee in tears.

 

My vows untold receive,
All pure before thee laid;
Receive of all the days I live
The light or shade!

 

My hours with rapture fill'd,
Which no suspicion wrongs;
And all the blandishments distill'd
From all my songs.

 

My spirit, whose essay
Flies fearless, wild, and free,
And hath, and seeks, to guide its way
No star but thee.

 

No pensive, dreamy Muse,
Who, though all else should smile,
Oft as thou weep'st, with thee would choose,
To weep the while.

 

Oh, sweetest mine! this gift
Receive;--'tis throe alone;--
My heart, of which there's nothing left
When Love is gone!

 

 

Noten:

(1): http://cantataitaliana.it/query_bid.php?id=6013 ;  https://www.sub.uni-hamburg.de/fileadmin/redaktion/HAC_2016/Hasse/Oratorien/nd_vi_2454.pdf; Antonio Caldara heeft dezelfde tekst ook al eerder, in 1731, gebruikt.

(2). http://imslp.org/wiki/Sant'Elena_al_Calvario_(Leo,_Leonardo)

(3). Inhoud:  De jonge officieren Guglielmo en Ferrando scheppen bij hun oudere vriend Don Alfonso op over de trouw van hun geliefden. Don Alfonso is van mening dat alle vrouwelijke schepsels in de liefde niet te vertrouwen zijn en wil zijn gelijk bewijzen. De twee officieren willen meewerken aan een weddenschap om hun verloofden te testen en doen net alsof ze direct zijn weggeroepen naar het front. Ze komen terug vermomd als Albaniërs, maar weten hun geliefden niet te verleiden om vreemd te gaan. Ze vinden dat ze de weddenschap met Don Alfonso al hebben gewonnen, maar hun oudere vriend vindt het nog te vroeg.

Uiteindelijk beginnen de dames toch een oogje te krijgen op de Albaniërs en beginnen te flirten met de vermomde verloofden - de één met de verloofde van de ander. Om de test te voltooien wordt zelfs een dubbele bruiloft gepland! Maar dan houdt de vermomming geen stand meer onder de druk van al de verleidingen en intriges en de vier geliefden pakken de draad van het leven weer op. Resultaat is dat zowel vrouwen als mannen niet in staat zijn om trouw te blijven aan hun geliefde. De opera eindigt met een vrolijke noot waarbij ontrouw irrelevant blijkt te zijn maar vergevingsgezindheid de overhand neemt. Alle hoofdpersonages nemen deel aan het bezingen van de onvoorwaardelijke liefde.

It comes in Act I when the boyfriends are leaving the extremely distraught young women, who don't know when or whether they'll see their partners again. The subjunctive aspect ("may the wind be," etc.) is an important part of the lyrics - the women and Don Alfonso are singing a farewell, and as it turns out in the opera, things will never be the same again between the young lovers.

(4). Op http://www.lieder.net/lieder/get_settings.html?ComposerId=5556 en http://www.classicalarchives.com/work/1149293.html

 

Bronnen:

Gedrukte literatuur:

The New Grove, London 1980

 

Websites: diverse Wikipedia sites. De overige gebruikte sites staan in het notenapparaat

 

 

Terug naar de pagina ‘Muziek