Nieuwsbrief
31 (november 2012)
Thema Allerlei
Omdat
deze SALON geen specifiek thema heeft, is het niet mogelijk een ‘rode
draad’ te geven, waarbinnen de stukken passen. Enige zijn al in eerdere
SALONS ter sprake gekomen en de betreffende gegevens zijn uit de
bijbehorende nieuwsbrieven overgenomen. Van een aantal componisten is een componistenportret
verschenen.
1600
|
1700
|
1800
|
1900
|
2000
|
Renaissance ---- Barok
|
Romantiek
|
A-tonaliteit
|
|
Purcell 1659-1695
Bach 1685 - 1750
Handel
1685- 1759
|
Offenbach 1819 -
1880
Abt 1819- 1885
Rubinstein 1829- 1894
Vaughan Williams 1872- 1958
A. Lloyd
Webber 1948 ----------
|
Voor leven en werken
van Henry Purcell (1659-1695) wordt verwezen naar zijn
componistenportret.
Purcell leefde in
een politiek en godsdienstig zeer onrustige periode: absolutistische
(katholieke) koningen wisselden de macht af met bestuurders die aangewezen
waren door het (protestantse- Anglicaanse) parlement. Purcell`s Tho` my mistress be fair (Z514) dateert uit 1685
en dateert dus van voor de komst van stadhouder-koning Willem III, die door
het parlement vanuit Nederland aangetrokken was en uiteindelijk de
katholieke Jacobus II versloeg (1688). Het behoort tot de ‘losse liederen’
en de auteur van de tekst is onbekend.
Ook
voor J. S. Bach (1685-1750)
wordt naar zijn componistenportret verwezen en naar nieuwsbrief 20 waarin
over zijn duetten en terzetten wordt gesproken.
Zijn Weihnachtsoratorium
(BWV 248) is een reeks van zes cantates die (voor het eerst) rond de
kerstdagen -van 25 december 1734 tot 6 januari 1735- werden uitgevoerd, dus
niet, zoals nu, achter elkaar. De teksten zijn volgens sommigen van
Picander (het pseudoniem van Christian Friedrich Henrici), hoewel ze
niet in zijn gepubliceerde werken voorkomen. Sommigen vinden het onjuist om
de afzonderlijke delen van het oratorium als 'cantate' aan te duiden, omdat
zij niet los van elkaar staan en niet afzonderlijk in een dienst gebruikt
kunnen worden. Bach spreekt zelf ook niet van 'cantate', maar van 'deel'. Herr dein Mitleid is nr. 29 uit het Dritter Teil ‘Am
dritten Weihnachtsfeiertage’.
Voor G. F. Händel/ Handel (1685-1759) wordt eveneens naar zijn
componistenportret verwezen en naar nieuwsbrief 17 en 22. Handel was een
Duitser die al jong naar Italië vertrok om
theatercomponist te worden. Later vestigde hij zich in Londen.
Omdat de ‘ster’-operazangers waarmee hij werkte veelal Italianen waren,
schreef hij een aantal opera`s in het Italiaans, maar in latere tijd ging
hij over op het Engels. Where`er you walk , is
oorspronkelijk een aria uit Semele (1744). Deze is de dochter
van Cadmus, de koning van Thebe, en verliefd op de
god Jupiter. Die bezingt in de aria de schoonheid van Semele.
Echter, Juno, de vrouw van Jupiter, is erg jaloers en door haar
machinaties komt Semele uiteindelijk aan haar eind, maar uit haar as zal
wel een Phoenix verrijzen.
De duetversie is
van Thomas Keighley, die rond 1900 van een aantal liederen
arrangementen maakte.

|

|

|

|

|

|

|

|
Purcell
|
Bach
|
Handel
|
Offenbach
|
Abt
|
Rubinstein
|
Vaughan
Williams
|
Lloyd Webber
|
Jacques Offenbach (1819-1880),
zie ook nieuwsbrief 9, werd uit
Duits-Joodse ouders geboren als Jacob Eberst. Zijn vader veranderde de
familienaam in ‘Offenbach’ na hun vertrek uit Offenbach-am-Main naar
Keulen, waar zijn vader leraar muziek werd. Het verhaal gaat dat
Jacob/Jacques viool moest leren spelen en niet aan de cello van zijn vader
mocht komen. Hij deed dat dus stiekem en op een dag dat de cellist van een
strijkkwartet niet kwam opdagen, viel J. zó in voor hem. Hij vond de studie
aan het Parijse conservatorium niets en werd orkestlid van de
Opéra-comique. Uiteindelijk werd Offenbach de belangrijkste stichter van de
operette (lichte opera met dialogen) wat uiteindelijk leidde tot het
muziektheater van de 20ste eeuw. Hij begon dansmuziek en liederen te
componeren en maakte naam als excentriek cello virtuoos. Hij had echter als
uitvoerder meer succes dan als componist. Om die reden opende hij zijn
eigen theater, les Bouffes-Parisiens, waar hij eenakters speelde. In 1858
werd zijn satire ‘Orpheus in de Onderwereld’ erg beroemd. Veel van zijn
muziek is “komisch”en gecomponeerd in de stijl van de can-can, maar hij
heeft ook liederen gecomponeerd met lyrische romantische ondertoon.
Offenbach wilde naast ‘licht’ werk ook meer serieuze opera schrijven,
vandaar: Hoffmans vertellingen (Erzählungen). De opera is gebaseerd op de
verhalen van de Duitse schrijver Hoffman waarin zijn tragische zoektocht
naar de liefde wordt beschreven. Op zijn reizen ontmoet hij drie mooie
vrouwen, maar elke ontmoeting heeft een tragisch einde. De Barcarolle (begin
4de acte) speelt zich af in een Venetiaans paleis waar de mooie courtisane
Giulietta een partij geeft en de gasten de barcarolle zingen. Uiteindelijk
steelt G. het spiegelbeeld van Hoffman en zijn ziel.
Deze Barcarolle is
eigenlijk afkomstig uit Offenbachs (6) liederen cyclus ‘Les voix
mystèrieuses’ (1852). Fritz Oeser heeft bij de reconstructie van Hoffmans
vertellingen (de première was namelijk postuum) de barcarolle uit deze
cyclus bewerkt en ingevoegd in Giulietta`s akte.(1)
Franz
Wilhelm Abt
(1819- 1885), tijdgenoot van Robert Schumann en Felix Mendelssohn
Bartholdy, kreeg zijn eerste muzieklessen van zijn vader. Later studeerde
aan de Thomasschule en daarna
theologie en muziek in Leipzig. In 1853 werd hij benoemd aan het
hoftheater van Braunschweig, waar hij dertig jaar werkte als
hofkapelmeester. Hij hield zich daar enorm veel bezig met koren en maakte
veel concertreizen naar Frankrijk, Engeland, Rusland en de V.S. Hij componeerde in die tijd ca. 3000
(wereldlijke en geestelijke) werken, vooral voor koor en piano. O, wie wunderschön ist die Frühlingszeit,
is no. 4 van zijn opus 132 (uit1885): Zehn leichte Duetten für Sopran und
Alt mit Pianofortebegleitung.
Deze
duetten zijn vermoedelijk een vertaling van teksten van de dichter Mirzə
Şəfi Vazeh/Mirza Shafi Vazeh die in het Azerbeidjaans en Perzisch
schreef. Boven de partituur staat ‘Nach Mirza Schaffy von Bodenstedt’. Dit
dient echter als volgt begrepen te worden: Friedrich Martin von Bodenstedt
(1819-1892) was een leerling van Mirza. Hij schreef veel van wat Mirza zei,
op en hij vertaalde diens werk in het Duits. Later beweerde von Bodenstedt
dat hij zelf de auteur was van (Mirza`s) ‘Die Lieder des Mirza-Schaffy’ en dat hij alleen
maar Mirza`s naam er aan gegeven had om het een exotischer uitstraling te
kunnen geven.
Anton
Gregorjevitsj Rubinstein (1829 –1894) werd geboren in
een Russisch- Joods gezin dat naar Moskou verhuisde toen Anton vijf jaar
was. Toen hij acht jaar was kreeg hij zijn eerste pianolessen. Als
componist kreeg Rubinstein zijn scholing in Berlijn. In 1848 vestigde
hij zich in Sint-Petersburg, in die tijd de hoofdstad van
Rusland. Rubinstein was als pianist een van de grootste
virtuozen van de negentiende eeuw en de enige serieuze rivaal van Franz
Liszt. Daarnaast was hij in 1862 de stichter van het conservatorium van
Sint-Petersburg. Anton Rubinstein schreef in een romantische, westers
georiënteerde stijl. Hij nam daarmee afstand van de leden van
het ‘Machtige Hoopje’ of ‘de Groep van de Vijf’ (Balakirev, Cui, Moessorgski,
Rimski-Korsakow en Borodin), die een eigen Russische stijl
nastreefden. De ‘Groep’ die bestaan heeft tot 1872, wilde zich
bevrijden van de voogdij van de Italiaanse en Duitse school. Rubinsteins
composities waren noch naar de zin van Russische nationalisten, noch naar
die van progressieve musici. Zijn tweeslachtige raciale, godsdienstige en
muzikale persoonlijkheid werd als volgt door hemzelf beschreven: ‘Voor de
Christenen ben ik een Jood en voor de Joden een Christen; voor de Russen
ben ik een Duitser en voor de Duitsers ben ik een Rus, voor de Futuristen
ben ik een Classicist en voor de Classicisten ben ik een Futurist. Ik ben
vlees noch vis”.
Rubinstein
heeft heel veel geschreven, veelal in ‘moderato’ tempo, voor o.a.
piano,strijkers en stem. Hij heeft tevergeefs geprobeerd een nieuwe
operavorm, de religieuze opera, te introduceren. Hij droomde
ervan Bachs passies op te voeren en hij componeerde acht uur durende
bijbelse opera`s. In 1872 maakte hij een tour naar de Verenigde Staten waar
hij in acht maanden 215 keer optrad.
Hij
schreef twee duet bundels: opus 48 (‘Twaalf duetten op Russische
tekst’ voltooid in 1852 op tekst van Aleksandr Poesjkin, gewijd aan
Frau Julie Meyer en Fräulein Mathilde Beer) en opus 67 (voor Fräulein Maria
en Emilie Thörner). Beim
Scheiden, nr. 6 van opus 48, is vertaald door de reeds eerder genoemde
Friedrich von Bodenstedt.
Voor
uitgebreide informatie over Ralph
Vaughan Williams
(1872-1958) wordt ook verwezen naar zijn componistenportret. Hij had veel
belangstelling voor volksliederen en muziek uit de Britse Renaissance.
Muzikaal gezien behoort hij tot de periode van de Laat-Romantiek. Zijn ‘It was a lover and his lass’ is een
van de zeer vele zettingen van een tekst in Acte V, Scene 3 van William
Shakespeare uit ‘As You Like It’, waarvan Thomas Morley de eerste versie
maakte.
(I'faith,
i'faith; and both in a tune, like two gipsies on a horse).
SONG. It was a lover and his lass, With a hey, and a ho, and a hey
nonino, That o'er the green corn-field did pass In the spring
time, the only pretty ring time, When birds do sing, hey ding a
ding, ding: Sweet lovers love the spring.
Between the acres of the rye, With a hey, and a ho, and a hey
nonino These pretty country folks would lie, In spring time,
& c.
This carol they began that hour, With a hey, and a ho, and a hey
nonino, How that a life was but a flower In spring time, &
c.
And therefore take the present time, With a hey, and a ho, and a hey
nonino; For love is crowned with the prime . In
spring time, & c.
|
De
Britse componist Andrew Lloyd
Webber, baron Lloyd-Webber (1948-
heden) studeerde enige tijd
aan het Royal College of
Music, maar is verder autodidact. Samen met Tim Rice creëerde hij in 1970 de rockopera Jesus Christ Superstar, die zijn doorbraak als componist
betekende. Zijn musical Evita uit 1978, aanvankelijk alleen bedoeld voor een
plaatopname, had ook enorm succes. Voor het theater schreef hij de Cats, Starlight Express en The Phantom of the Opera.
Het Requiem dat
hij naar aanleiding van de dood van
zijn vader in 1982
componeerde, beschouwt hij zelf als zijn meest
persoonlijke werk. Op de SALON wordt hieruit het Pie Jesu gezongen.
In 1992 werd Lloyd-Webber geridderd door koningin Elizabeth en
in 1997 ontving hij de niet-erfelijke titel Baron Lloyd-Webber, of Sydmonton in the County of Hampshire.
|