VLAAMSE POLYFONIE: GUILLAUME DUFAY ( 1397- 1474) IN ZIJN TIJD

 

Op deze pagina wordt besproken:

I. de Vlaamse Polyfonie in vijf generaties

II. de fases van de Honderdjarige oorlog (1337- 1453) 

III. het Westers Schisma/ de tegenpausen in Avignon en Pisa (1378- 1417; 1439-1449). Deze info is relevant om alle spanningsvelden waarin besproken musici leefden, beter te begrijpen.

IV. Guillaume Dufay 

 

I.Het renaissance- humanisme (1400- 1600) vond dat de mens zijn eigen verstand kon gebruiken om te helpen zijn levensbestemming te bepalen. Men had een voorkeur voor ‘stoffelijke’ schoonheid, eenvoud en planmatigheid. Men mocht nu van muziek genieten vanwege haar esthetische kwaliteiten en de stijl van een compositie werd belangrijker dan de oorspronkelijke functie. In de wereldlijke muziek ontstonden veel genres en vormen en de instrumentele muziek kreeg een zelfstandige functie. Door de uitvinding van de boekdrukkunst werden begin 16de eeuw veel composities gedrukt en deze zijn vaak goed bewaard gebleven.

De overgang van de Middeleeuwse muziek naar de Renaissance muziek vond heel geleidelijk plaats, het eerst in Engeland -waar de muziek minder modaal was en veelal een majeurkarakter had met vrij gebruik van tertsen en sexten (contenance angloise)- en aan het Bourgondische hof van Philips de Goede van Bourgondië (1396- 1467), waar het gebruik ervan ook in zwang kwam en dus op drieklanken kwam te berusten. N.b. Dit was de situatie tot ca. 1435 want toen verbrak Filips de samenwerking met de Engelsen. Men gebruikte drieklanken in de grondligging als bouwstenen van de muziek. De bovenstem kreeg de belangrijkste partij en vocale composities waren niet langer polytekstueel, maar hadden één tekst in één taal. Het belangrijkste genre was het chanson. Dissonanten werden weinig gebruikt. Men dacht niet meer alleen in ‘horizontale’ melodische lijnen, maar besteedde veel aandacht aan de ‘verticale’ samenklanken. Men wisselde imitatieve gedeelten af met homofone en vierstemmige passages met duetten en trio`s. Er werd vooral ‘a cappella’ koorzang geschreven en eerdere werken werden hergebruikt om iets ‘nieuws’ mee te maken (parodie mis).

De muzikale stroming in die tijd heet de Franco-Vlaamse School, Vlaamse Polyfonie of Nederlandse School.

Het einde ervan kwam door het concilie van Trente (1545- 1563), dat de goede verstaanbaarheid van kerkmuziek  eiste.

In de Vlaamse polyfonie worden vaak vijf generaties onderscheiden. Ter verduidelijking van het verhaal wordt daarnaast de Engelse invloed in Frankrijk ten tijde van 0 en 1ste generatie besproken.

II. Deze hangt weer samen met de Honderdjarige oorlog (strijd van Engeland tegen Frankrijk om het koningschap van Frankrijk), die drie fases kent:

  1. de ‘Oorlog van Eduard’ (1337-1360). 

  2. de ‘Oorlog van Karel’ (1369-1389) 

  3. de ‘Oorlog van de Lancasters’ (1415-1453) – voor ons thema het meest relevant

 

 De vijf generaties van de Vlaamse polyfonie: 

0.De Nulgeneratie (circa 1380-1420): de Nederlandse polyfonisten die omstreeks 1400 actief waren, vaak al buiten de Nederlanden en vaak afkomstig uit de Romaans- en Nederlandstalige gebieden van het Prinsbisdom Luik, rekent men tot de voorlopers en derhalve tot een 0-generatie, zoals Johannes Ciconia en Martinus Fabri

1.Eerste Generatie of Eerste Vlaamse School (circa 1420-1460): Deze periode wordt ook de Bourgondische School genoemd, want  het huidige Noord-Frankrijk, België en Nederland waren toen onder de Bourgondische hertogen (1363- 1506) verenigd. De muziek kende isoritmiek, vierstemmigheid en de mis werd een autonome muzikale vorm. Belangrijke componisten waren o.a.: Gilles Binchois, Antoine Busnois,

Guillaume Dufay en Thomas Fabri

 

door de Engelsen bezet

 

Franse gebieden onder Karel VII

 

Vorstendommen in bezit van de belangrijkste Engelse bond-genoot: Huis van Bourgondië

 

 

De bezittingen van het Huis van

Bourgondië in de loop van de tijd

2.Tweede Generatie of Tweede Vlaamse School (circa 1460-1490) met o.a. Loyset Compère, Johannes Martini, Johannes Ghiselin alias Verbonnet en Johannes Ockeghem

3.Derde Generatie of Derde Vlaamse School (circa 1490-1520): Veel componisten trokken nu naar Italië. De gelijkwaardigheid van alle stemmen werd nagestreefd. De vroegste Italiaanse drukken bevatten werk van componisten uit de Nederlanden, waardoor de verspreiding van hun stijl werd bevorderd. Ook de prachtige handschriften uit het atelier van Petrus Alamire zorgden hiervoor. Deze werden door het Bourgondisch- Habsburgse hof als relatiegeschenken over alle vooraanstaande vorstenhuizen verspreid. Belangrijke componisten waren o.a.: Petrus Alamire, Antoine Brumel, Josquin Des Prez, Heinrich Isaac, Jacob Obrecht, Matthaeus Pipelare, Pierre de la Rue

4.Vierde Generatie of Vierde Vlaamse School (circa 1520-1560): De vijf- en zesstemmigheid verdrong de vierstemmigheid. De majeur- en mineurtoonsoorten kwamen op. In Antwerpen (Susato) en Leuven (Phalesius) ontstonden de eerste op polyfone muziek gerichte muziekuitgeverijen van enige omvang. Belangrijke componisten waren: Jakob Arcadelt, Cornelis Boscoop, Jacobus Clemens non Papa, Thomas Crecquillon, Nicolas Gombert, Tielman Susato, Adriaan Willaert

5.Vijfde Generatie of Vijfde Vlaamse School (circa 1560-1600): In de tweede helft van de 16de eeuw was de Franco/Vlaamse/Nederlandse stijl over geheel Europa verbreid en niet meer aan de Nederlanden gebonden, met namen als Noé Faignient, Orlando di Lasso, Claude Le Jeune, Philippus De Monte, Andreas Pevernage, Philippe Rogier, Cypriano de Rore, Gerardus van Turnhout, Jacobus Vaet, Hubert Waelrant, Giaches de Wert

Nabloei (circa 1600-1630): De vocale muziek van Jan Pieterszoon Sweelinck, Cornelis Schuyt, Cornelis en Jan Verdonck behoort tot de nabloei van de Nederlandse School.

 

III. Naast de 100 jarige oorlog (1337- 1453) tussen Frankrijk en Engeland, speelde in Dufay`s tijd op godsdienstig gebied de kwestie van het Westers of Groot Schisma (1378- 1417), met de aanwezigheid van tegenpausen in Avignon of Pisa.

Het Westers Schisma was niet gebaseerd op theologische verschillen of enig andere doctrine.

 

1380

1390

1400

1410

1420

1430

1440

1450

1460

1470

 Jan zonder Vrees

                                                                      Filips de Goede van Bourgondië

K. de Stoute

100 j. oorlog

 

      100 jarige oorlog: oorlog van de Lancasters

 

Westers Schisma (1378-1417):

Pausen te Rome: Bonifatius IX

1

 

Gregorius XII

2

      

     Martinus V

 

Eug. IV

 

     Felix V 3

 

 Nicol. V

4

 

Tegenpausen: Avignon

Clem.VII;       Pisa

  Benedictus XIII

5

Joh.

XXIII

                                     Geen tegenpausen meer in Avignon of Pisa

 

                                                                          GUILLAUME DUFAY

 

 

1.Innoc. VII   2 1415-7 géén paus  3 (Amadeus VIII van Savoye) verbleef in Genève, Lausanne, Basel  4 Calixtus.III   5 Alexander V (in Pisa)   

 

 

IV.GUILLAUME DUFAY EN DE DISCUSSIE OVER DE INVLOED VAN DE CONTENANCE ANGLOISE

 

Helaas is het uitstekende boek van Alejandro Planchart, Guillaume Dufay: The Life and Works, voor mij, om diverse redenen , niet helemaal ‘bereikbaar’, evenmin als het boek van Randall Alan Rosenfeld, Music and Medieval Manuscripts. Paleography and Performance. We zullen het derhalve soms moeten doen met andere -misschien minder complete- bronnen.

Onderstaand verhaal bevat zowel een korte biografie van Dufay`s leven in twee delen (A) als (B) de discussie over de (mate van) invloed van de Contenance Angloise op zijn componeren, naar aanleiding van de vermelding bij Martin le Franc.

(A).Biografie van Guillaume Dufay:

Guillaume Dufay werd vermoedelijk op 5 augustus 1397, waarschijnlijk in de buurt van Beersel (bij Brussel) geboren. Zijn vader was een onbekende priester. Met zijn moeder, Marie d(o)u Fayt, verhuisde hij op jonge leeftijd naar Kamerijk (Cambrai) in Frans-Henegouwen, waar hij ging wonen bij familie van zijn moeder, Jehan Hubert, sinds 1408 kanunnik van het domkapittel van de kathedraal van Kamerijk. Van 1409 tot 1412 was hij daar koorknaap en kreeg hij les in monofone en polyfone liturgische muziek van, onder andere, Richard Loqueville. Guillaume maakte al jong reizen: Tijdens het Concilie van Konstanz (1414- 1418), in het gevolg verkerend van Pierre d`Ailly, bisschop van Kamerijk, maakte hij wellicht daar al kennis met de familie Malatesta.

Van 1418 tot 1420 was hij subdiaken van de kathedraal van Kamerijk en in 1420 vertrok hij naar Italië. Uit zijn werken blijkt bekendheid met componisten aan het hof van de Malatesta’s en hij was wellicht in dienst van dit hof te Pesaro en Rimini. Na enige tijd keerde hij terug naar Vlaanderen, maar in 1424 vertrok hij opnieuw, nu naar Bologna. In 1426- 7 was hij weer enige tijd in Kamerijk. Dat weten we omdat hij toen enige beneficia (prebendes) bezat in Laon en vanuit Bologna toestemming had om daar heen te gaan.

In 1428 trad Guillaume toe tot de pauselijke cappella in Rome. Hij kreeg steeds meer prebendes in kerken in het Noorden, die niet verplichtten tot aanwezigheid. Hij onderhield daarnaast ook nog banden met verschillende hoven in Noord Italië. Zo schreef hij in 1433 de ballade C`est bien raison voor Niccolò III, Markies van Ferrara.

In 1434 werd Guillaume, ter onderbreking van zijn verblijf te Rome, kapelmeester van de hertogen Amadeus VIII van Savoye en zijn zoon Lodewijk (register musici 1437- 9). Lodewijk trouwde op 8 februari 1434 met Anne de Lusignan/ Lusitanië  (Anna van Cyprus) in Chambéry, de hoofdstad van Savoye. Filips de Goede van Bourgondië heeft Guillaume daar ook zeker ontmoet toen hij naar dat feest kwam en Guillaume ontmoette daar waarschijnlijk ook Gilles Binchois.

Augustus 1434 ging Guillaume naar huis in Kamerijk/Cambrai naar zijn moeder, en vandaar weer naar de pauselijke cappella. Echter Paus Eugenius IV (1431- 1447) lag overhoop met het Concilie van Basel (1431 e.v.). Hij werd verbannen uit Rome en wilde nu het concilie naar Ferrara verplaatsen. Hij nam zijn gevolg daarheen mee, maar vertrok later weer naar Florence in verband met het uitbreken van de builenpest. En dus zong Guillaume van 1435 tot 1437 in de pauselijke cappella, niet in Rome, maar in Florence en Bologna. Eugenius IV werd afgezet in 1439 en vervangen door (tegen) paus Felix V, wiens wereldlijke naam Amadeus VIII van Savoye was (1439- 1449) -zie ook febr. 1434!.

Om kanunnik in Kamerijk te zijn, zonder de plicht er te wonen, moest Guillaume een graad in de rechten halen, wat hem in 1437 lukte. Tussen 1440 en 1450 werkte hij weer in Kamerijk. In 1444 overleed zijn moeder. Van 1450-1458 was hij opnieuw in Italië, waar hij onder andere in Turijn en Chambéry werkte. Bij zijn definitieve terugkeer naar Kamerijk was hij inmiddels uitgegroeid tot de beroemdste componist van zijn tijd en musici als Johannes Ockeghem (in 1462), Antoine Busnois en Loyset Compère bezochten hem aldaar. Op 27 november 1474 overleed Guillaume te Kamerijk, na weken ziek geweest te zijn. Hij werd er begraven in de kapel van St. Etienne. In 1859 werd zijn grafsteen ‘herontdekt’ en deze ligt nu in een museum in Lille.

Guillaume stierf na een leven lang heen en weer zwerven tussen allerlei vorsten- en pauselijke hoven en zijn eigen ‘bezittingen’. Een leven vol aanpassen aan steeds veranderende situaties op politiek en godsdienstig terrein!

(B).

a. De discussie over de mate van invloed van de Contenance angloise en b. was Dufay wel of niet in dienst van Bourgondië ?:

(a). Ergens tussen 1430 en 1435 (1) zou de dichter Martin le Franc Gilles Binchois (2) en Guillaume Dufay gezien en gehoord hebben terwijl zij ‘nouvelle pratique’ beoefenden. De versregels uit le Franc`s Champion des dames die er over spreken (stanza 16257 – 16272), staan vermeld in het boek van Rosenfeld. De Franse tekst heb ik daar uit overgenomen, maar voor de verschillende Engelse vertalingen en interpretaties verwijs ik naar dit boek.

 

Tapissier, Carmen, Cesaris                   (16257)

N`a pas long temps sy bien chanterent

Qu`ilz esbahirent tout Paris

Et tous ceulx qui les frequenterent

Mais onques jour ne deschanterent

En melodie de tel chois,

Ce m`ont dit ceulx qui les hanterent

Que G. du Fay et Binchois

Car ilz ont nouvelle pratique               (16265)

De faire frisque concordance

En haulte et en basse musique

En fainte *, en pause et en muance

Et ont prins de la contenance

Angloise et ensuij Dunstable,

Pour quoy merveilleuse plaisance

Rend leur chant joieux et notable

                                                                  *ficta

 

De versregels geven aan dat volgens Le Franc Guillaume en Binchois iets (de faire frisque concordance, en haulte et en basse musique, en fainte, en pause et en muance) hebben overgenomen van Dunstable / la Contenance Angloise.

De grote vraag is echter: hoeveel? Ook voor de discussie hierover verwijs ik naar de boeken van Rosenfeld en Planchart. De uitkomst van de discussie is essentieel om te bepalen hoe groot de uiteindelijke invloed is geweest van ‘de Engelsen’ (zie ook verder).

Omdat er fouten zijn gemaakt bij het ontcijferen van de tekst in stanza 2037 van Le Franc, zijn bovenstaande regels (16257- 16272) de enige ‘bewijsstukken’ van de overname van de Contenance Angloise door Guillaume Dufay en Gilles Binchois.

De tekst in stanza 2037, zoals men die lang heeft gelezen, staat in de eerste kolom; de juiste ontcijfering staat in de tweede.

 

Tu as bien les Anglois ouy

Jouer a la cour de Bourgogne

……….

 

J`ay veu Binchois avoir vergogne

Et soy taire emprez leur(s) rebelle(s) (= rebecs)

Et du Fay despite et frongne

Qu`il n`a melodie si belle

Tu as les aveugles ouy                  (stanza no. 2037)

Jouer a la cour de Bourgogne

N`as pas? Certainement ouy

Fust il jamais telle besogne?

J`ay veu Binchois avoir vergogne

Et son taire emprez leur rebelle

Et du Fay despite et frongne

Qu`il n`a melodie sy belle

Martin le Franc`s miniatuur uit ‘Le champion des dames’:

Je hebt de Engelsen horen spelen

aan het Bourgondische Hof….

……….

Ik heb Binchois beschaamd gezien

Stil, luisterend naar hun rebecs

En Dufay, boos en scheldend

Omdat hun melodieën niet zo mooi zijn

Je hebt de blinde mannen horen spelen

aan het Bourgondische Hof

Dat heb je zeker. Is er ooit zoiets geweest?

Ik heb gezien hoe Binchois zich schaamde

en stilviel voor hun gestrijk

En Dufay, boos en scheldend

Omdat hun melodieën niet zo mooi zijn

 

Le Martin beschrijft in deze stanza de reactie van Dufay en Binchois op het spel van twee blinde rebec (vielle) spelers uit Castilië (3), niet op het spel van de Engelsen: Anglois moet namelijk zijn: Aveugles/ Avugles.

Deze ‘avugles’ waren Juan (Jehan) Fernandez en Juan de Córdoba (Jehan de Cordoval), beiden (toen al?) in dienst van hertogin Isabella van Bourgondië of wellicht alleen nog maar ingehuurd door de Bourgondiërs. Ze bespeelden verschillende instrumenten, waaronder een soort draailier. De twee Jehans kwamen in 1433 in Chambéry aan, ruim op tijd voor het huwelijk van Lodewijk van Savoye met Anna van Lusignon, dochter van Janus I van Cyprus (zie boven) en ze kregen vóór 15 maart 1434 voor hun reis en optreden betaald. Vanaf 4 januari 1435 waren ze officieel in dienst van het Bourgondische hof.

Guillaume Dufay en Gilles Binchois zijn dus zwaar onder de indruk of heel jaloers op het spel van twee Castiliaanse spelers, en niet op het spel van Engelsen.

Le Franc was in 1434 zelf niet in Chambéry tegelijk met Dufay en Binchois, maar hij kon de situatie wel beschrijven omdat hij hen wellicht al eerder gezien had (stanza 16257 e.v.). Le Franc droeg zijn ‘Champion des dames’ (geschreven ca. 1440) op aan Filips de Goede. Hij schreef het boek echter, in dienst zijnde van het Hof van Savoye vanaf 1439 (4) en bezag de situaties dus ‘met terugwerkende kracht’, vanuit een ander (Savoye) perspectief.

(b). Of Guillaume Dufay ook echt in dienst is geweest van de Hofkapel van Filips van Bourgondië of zijn zoon Karel de Stoute (1433- 1477), is niet duidelijk voor mij: hij komt niet voor als musicus in de archieven van de Bourgondische hofkapel, in tegenstelling tot Binchois, die lid was van ca.1430- 1452 (5). Bart Van Loo en anderen stellen dat Guillaume wel in dienst was van Filips` hofkapel. En in 1446 zou Guillaume ook nog beschreven worden als ‘capellanus’ van de hertog (5), maar Wright zegt dat het ongetwijfeld slechts een ‘erebenoeming’ was.

Kortom: a. omdat de tekst van stanza 2037 verkeerd is gelezen, heeft men heel lang gespeculeerd over de invloed van de Contenance Angloise op Dufay, Binchois en het Bourgondische Hof. Nu duidelijk is dat er iets anders staat in stanza 2037, is er slechts één serie dichtregels die als bewijs kan dienen. En misschien was de invloed dus veel minder groot dan eerst gedacht.

b. Het is (mij) onduidelijk of Guillaume in dienst is geweest van Filips de Goede/ Karel de Stoute óf alleen af en toe werd ingehuurd door de Bourgondiërs.

     

Filips de Goede

De kathedraal van Kamerijk (Cambrai)

‘Chansons’ van Guillaume Dufay

Missa Sancti Jacobi

Johannes Ockeghem

Antoine Busnois

 

Zeker 70 manuscripten in landen als Italië, Frankrijk, Duitsland, Spanje en Tsjechië getuigen van Guillaume`s composities, maar veel anoniem werk werd ook -misschien onterecht ?- aan hem toegeschreven, zoals de ‘Engelse stijl’ Missa Caput (6).

Hij schreef zowel geestelijke als wereldlijke werken. Die laatste schreef hij toen hij in dienst was van de Malatesta`s en hij bleef ze componeren tot zijn dood (7). Hierbij gebruikte hij vormen als de rondeau, de virelai en de ballade. Op het gebied van de kerkmuziek schreef hij missen, motetten, magnificats en antifonen.

Guillaume gebruikte als eerste de term fauxbourdon: de cantus firmus ligt in de bovenstem, twee andere partijen liggen een sext en een volle kwart lager; een reeks parallelle sextakkoorden dus. De middelste stem noteerde hij vaak niet, want die kon men gewoon een kwart lager zingen (zie voorbeeld van de Missa Sancti Jacobi).

In verschillende van zijn missen gebruikte hij (als eerste) de melodie van een wereldlijk lied als cantus firmus. De missen heten dan ook naar dit lied. Voorbeelden hiervan zijn onder andere de missen Se la face ay pale en L'homme armé. In andere missen gebruikte hij gregoriaanse gezangen als uitgangspunt, zoals in de missen Ave regina caelorum en Ecce ancilla domini.

Guillaume`s Missa Sancti Jacobi is vaak vierstemmig : cantus 1, cantus 2, contratenor en tenor, of driestemmig: cantus, contratenor en tenor. Er staan echter ook veel duetten in,  tussen de drie of vierstemmige stukken, voor cantus 1 en 2: bij het Kyrie, Gloria, Cum sancto spiritu, Credo, Domine Deus, Sanctus en Agnus Dei.

Alejandro Enrique Planchart heeft in 2011 een moderne uitgave van de Missa Sancti Jacobi gemaakt, in de serie Opera Omnia: van Guillaume Du Fay 03/ 02. Deze uitgave staat geheel op internet (www.diamm.ac.uk).

Een aantal duetten zijn ook opgenomen in 111 Bicinia from the 15th century, Editio Musica Budapest, Z. 14 478

 

Aan deze pagina is het laatst gewerkt op 6 augustus 2021

 

 

(1). Charles Edward Hamm, Chronology of the Works of Guillaume Dufay, zegt dat DuFay tussen 1433 en 1435 in contact kwam met Engelse musici als Leonel Power en Dunstable en hij gebruikt daarbij de versregels van Martin le Franc in zijn Le champion des dames; zie ook Rosenfeld/ Bent p. 96 e.v.

(2). Artikel over Binchois in The New Grove p. 711; betere uitwerking in Alejandro Enrique Planchart , Guillaume Dufay: The Life and Works, Cambridge University Press, 2018 (boek)/ 2019 (online). Rosenfeld p. 100 e.v. met veel toelichting!

(3). Rosenfeld/ Bent p. 100 e.v. Ook Planchart geeft dat aan.

Michael Spitzer (zie ook noot 5) is te stellig in zijn beweringen: ‘8 februari 1434 Chambéry: we zijn aan het hof van Filips de Goede. Zijn hofcomponist Guillaume Dufay is het meest vooraanstaande muzikale genie….Volgens Spitzer zou Guillaume zichzelf voor gek hebben gezet door een instrumentale dans te hebben gecomponeerd op Iberische wijze ‘de Portugaler’…geheel niet gelijkend op het overige werk van Dufay..

(4). Hij kwam in dienst van Amadeus VIII toen deze paus werd in 1439 (als Felix V)

(5). Artikel van Craig Wright over Bourgondië (Burgund) in The New Grove Dictionary of Music & Musicians, London, 1980, p. 466;

Bart Van Loo p. 343 en de verschillende Wikipedia sites geven aan dat Dufay in dienst was.

(6). zie The New Grove, artikel over Dufay, p. 680: ‘alignment for or against the authenticity of the mass can radically alter one`s attitude not only towards Dufay`s own work but towards the whole question of English on the Continent in the middle of the 15th century’; zie verder ook p. 684 – 686 ‘doubtful works’

(7). Zie bijv. (uitgewerkte) partituren op: https://ks4.imslp.net/files/imglnks/usimg/c/c8/IMSLP47976-PMLP101640-Das_Chorwerk_019_-_Dufay,_Guillaume_-12_sacred_and_secular_songs.pdf 

Bronnen:

Geschreven:

Artikel van Charles Hamm over Guillaume Dufay in The New Grove Dictionary of Music & Musicians, London, 1980

Artikel van Craig Wright over Bourgondië Burgund) in The New Grove Dictionary of Music & Musicians, London, 1980

Artikel van David Fallows over Gilles Binchois in The New Grove Dictionary of Music & Musicians, London, 1980

Bart Van Loo, De Bourgondiërs, Aartsvaders van de Lage Landen, Amsterdam, 2019

Websites:

Wikipedia; IMSLP

https://dbnl.org/tekst/_mad001199501_01/_mad001199501_01_0017.php

Charles Edward Hamm, Chronology of the Works of Guillaume Dufay, Princeton University Press, 2016

Alejandro Enrique Planchart , Guillaume Dufay: The Life and Works, Cambridge University Press, 2018 (boek)/ 2019 (online): zie:

https://books.google.nl/books?id=nwdxDwAAQBAJ&pg=PT198&lpg=PT198&dq=j%27ay+veu+Binchois+avoir+vergogne&source=bl&ots=KTAOQ8ffft&sig=ACfU3U0QwZg7aNlP-rcj8d4AyK_AmRGwTQ&hl=nl&sa=X&ved=2ahUKEwiHoo2Gw4jyAhXTuaQKHWgMAhEQ6AEwBHoECBEQAw#v=onepage&q=j'ay%20veu%20Binchois%20avoir%20vergogne&f=false

Randall Alan Rosenfeld, Music and Medieval Manuscripts. Paleography and Performance, 2017; gedeeltelijk op internet:

https://books.google.nl/books?id=izkrDwAAQBAJ&pg=PA100&lpg=PA100&dq=Jehan+Fernandez+Jehan+de+Cordoval&source=bl&ots=TsufZW0xI_&sig=ACfU3U0ZYPTQoU-llZ-CR5iMbw_FwqJ90Q);  met bijdragen van Margaret Bent over Martin le Franc en Craig Wright over Guillaume Dufay

Michael Spitzer, De Muzikale mens: Een wereldgeschiedenis, Spectrum, 2021 (vertaling van The Musical Human)

 

Terug naar de pagina Muziek