Nieuwsbrief 28  (mei 2011): ‘Allerlei’

 

In deze Salon worden duetten bezongen uit twee muziekperiodes: de Barok en de Romantiek.

De bijbehorende nieuwsbrief is ogenschijnlijk zeer kort. Dit komt omdat muziek uit deze beide periodes al vaker is beschreven en daarom gelieve men voor meer  informatie naar de betreffende gelinkte sites te gaan.

 

1500                                   1600                                            1700                                        1800                                            1900                                     2000

 

J. Coprario

 

H. Purcell

 

 

Mendelssohn

 

 

 

 

Schumann

 

 

 

Brahms

 

 

 

Rubinstein

 

 

 

                      De Barok

 

     De Romantiek

 

 

John Coprario en Henry Purcell behoren beiden tot de periode van de Barok (1):

 

De persoon van John Coprario (1570?- 1626) en zijn plaats in de muziekgeschiedenis is beschreven in het artikel over het boek van A. Cuneo ‘De loop van een rivier’ (2). Hierin wordt (ook) uitgebreid ingegaan op de nieuwe muziekpraktijk die rond 1600  in Italië en later ook in Engeland ontstond.

Heel kort volgen hieronder zijn belangrijkste biografische gegevens.

John (Giovanni) Cooper, Coprario, Coperario of Cowper werd ergens tussen 1570 en 1580  in Engeland geboren. In 1603 heeft hij de naam Coprario al aangenomen, misschien als gevolg van een bezoek aan Italië, maar daar zijn geen gegevens over. Hij is in ieder geval wel in 1603 op het vasteland geweest ( in de Nederlanden volgens de New Grove).

In 1606 componeerde hij de Funeral Teares, waaruit deel 5 My joy is dead wordt gezongen, ter nagedachtenis aan Charles Blount, Lord Mountjoy en Earl of Devonshire, een van zijn belangrijkste werkgevers.

De inleiding op de uitgave in The Oriel Collection geeft een goede toelichting op de persoon Blount en het veelvuldig gebruik van het woord Joy (3a). De woorden van de Funeral Teares zijn waarschijnlijk ook van Coprario.

Zes van de zeven liederen kunnen in principe ook alleen door één sopraan met luit en ‘basviool’begeleiding uitgevoerd worden (3b).

Van het ‘nieuwe zingen’ (Le Nuove Musiche) – solostem met declamatie-  zijn dus wel al wat aanzetten zichtbaar in de Funeral Teares, maar veel duidelijker in zijn volgende werk uit 1613, de ‘Songs of Mourning, Bewailing the untimely death of Prince Henry’.

Verder zette Coprario ook nog Campion`s The Lord Maske (voor het huwelijk van prinses Elizabeth met keurvorst Frederick in 1613) op muziek en vergezelde het bruidspaar samen met Orlando Gibbons op hun reis naar Heidelberg.

Waarschijnlijk heeft hij de kinderen van Jacobus I , waaronder Charles (Karel)  I onderwezen. Bij de troonsbestijging  van Charles in 1625 werd Coprario  hofcomponist. Hij schreef een groot aantal stukken voor viool en orgel met veel dissonanten. Zijn liederen, behalve de voornoemde Funeral Teares en de Songs of Mourning worden echter als minder interessant beschouwd dan zijn instrumentele stukken.

 

Van Henry Purcell (1659-1695) is een componistenportret verschenen (4).

Zijn Two daughters of this aged stream are we  (Z 628) is zoals beschreven in nieuwsbrief 14 (5) een duet uit de 4de akte van King Arthur of The British Worthy (1691) op tekst van John Dryden. Het is de tweede van Purcell`s semi-opera`s. Voor een toelichting op de persoon van Dryden (katholiek in een protestantse tijd), de inhoud van de opera en een toelichting op deze inhoud leze men de verwijzing in noot 6.

 

 

     

    

    

     

John Coprario  (misschien)

            Henry Purcell

       Felix Mendelssohn

       Johannes Brahms

         Anton Rubinstein

 

 

De Romantiek en de biografische beschrijving van de tot die periode behorende componisten Felix Mendelssohn, Robert Schumann Johannes Brahms en Anton Rubinstein is al in enige nieuwsbrieven weergegeven (7).

 

Op.63 - 6 Songs/ Lieder for 2 Voices and Piano (1836-45) van Felix Mendelssohn (1809-1847)  is reeds besproken in nieuwsbrief 25 en 27 (8). Vandaag wordt hiervan nummer 1 Ich wollt, meine Lieb ergösse sich  uit 1836 bezongen. De tekst is van Heinrich Heine.

Verder komen ter sprake: Maiglöckchen und die Blümelein (opus 63.6) een compositie uit 1844, met als ondertitel: Aus der Sammlung der Kinderlieder von Hoffmann von Fallersleben und Richter en

Sonntagsmorgen (Das ist der Tag des Herrn) gebaseerd op een gedicht van Uhland. Het is nr. 1 van opus 77 uit 1836. De andere twee duetten van dit opusnummer dateren uit de periode 1836-1847.

 

Wenn ich ein Vöglein war van Robert Schumann (1810- 1856) verscheen als tekst -van onbekende oorsprong-  in Herder`s Volksliedern (Leipzig 1778) onder de titel ‘Der Flug der Liebe’(9). In 1847 nam Schumann het duet op in de 2de akte van zijn opera ‘Genoveva’(10).

 

Van Johannes Brahms (1833-1897) wordt die Schwestern (opus 61 nr. 1) gezongen (11). Zoals vermeld in nieuwsbrief 27  bevat opus 61 vier duetten. De tekst van die Schwestern is van Eduard Mörike en zeer interessant is het commentaar op de wijze waarop Schumann gedichten van Mörike heeft gezet (12).

 

Van Anton Rubinstein (1829-1894) worden twee liederen gezongen:

Frűhlingsglaube – die linden Lűfte sind erwacht- is nr. 3 van opus 67 / Sechs zweistimmige Lieder mit Piano (voor Fräulein Maria en Emilie Thörner) op een tekst van Ludwig Uhland. De lijst van Rubinsteins Liederen geeft niet aan wanneer dit opus voltooid dan wel verschenen is, maar de New Grove geeft als jaartal 1864 (13).

Lied is nr. 6 van ditzelfde opus op een  tekst van H. Heine (14)

 

 

Noten:

 

(1)Voor informatie over de Barok leze men nieuwsbrief 26 en het portret van A. Steffani : http://www.charlottehansson.nl/Steffani%20%20plaats%20in%20de%20muziekgeschiedenis;%20verhouding%20met%20Handel.htm

en Buxtehude: http://www.charlottehansson.nl/Buxtehude%20,%20%20de%20Barok.htm

(2) A. Cuneo, De loop van een rivier in:  http://www.charlottehansson.nl/Fitzwilliam%20Virginal%20Book.htm. 

(3a)De muziek is opgedragen aan Lady Penelope Rich, de zus van de Earl of Essex (tegenstrever van Mountjoy), die ‘illegaal’ met Charles Blount ging samenwonen, waardoor deze na 1603 in ongenade viel aan het hof van Jacobus I.  Mede hierdoor vermoedelijk werd hij ernstig ziek en stierf in 1606. Penelope kreeg vijf (onwettige) kinderen van hem.

(3b)In alle liederen komen de woorden Joy (of enjoy) voor als toespeling op zijn titel Mountjoy.

De transcribent van de The Oriel Collection heeft van de verschillende partijen een soort b.c. (basso continuo) begeleiding gemaakt.

(4)Componistenportet H. Purcell: http://www.charlottehansson.nl/Henry%20Purcell_%20biografie.htm

(5)Nieuwsbrief 14: http://www.charlottehansson.nl/nieuwsbrief%2014-1.htm

(6): http://nl.wikipedia.org/wiki/King_Arthur,_or_the_British_Worthy

 

(7) Mendelssohn staat  apart in brief 14;   brief 19, 25 en 27 hebben als thema: het Romantische duet.

In brief 27 (http://www.charlottehansson.nl/nieuwsbrief%2027.htm)  worden al deze componisten besproken.

(8) Ich wollt, meine Lieb ergösse sich  is gratis te downloaden via: http://216.129.110.22/files/imglnks/usimg/7/70/IMSLP41097-PMLP89103-Mendelssohn__Felix__Op.63._No.1.pdf;   tekst van H. Heine uit zijn Buch der Lieder", in „Die Heimkehr", Nr. 61

Heel opus 63 is ook te downloaden via: http://imslp.org/wiki/6_Duets,_Op.63_(Mendelssohn,_Felix)

(9) Wenn ich ein Vöglein war  is als canon voor drie stemmen in een bewerking van Clara Schumann te downloaden via http://imslp.org/wiki/Wenn_ich_ein_V%C3%B6glein_w%C3%A4r_(Schumann,_Clara); zie verder over haar noot 10.

(10) Genoveva heeft een zekere verwantschap met de opera's van Richard Wagner, die in dezelfde periode Lohengrin componeerde. Het verhaal gaat over graaf Siegfried die ten strijde trekt en zijn vrouw Genoveva achterlaat onder bescherming van zijn vriend Golo. Die probeert Genoveva te verleiden maar zij weigert, en uit gekrenkte trots beschuldigt Golo haar van overspel. Wanneer Siegfried hiervan hoort, laat hij zijn vrouw opsluiten en ter dood veroordelen. Bij zijn terugkeer raakt hij echter overtuigd van de onschuld van zijn vrouw. Ze verenigen zich met elkaar onder algehele bijval van het volk. Voor commentaar over het wel of niet mislukt zijn van deze opera zie:

http://www.klassiekezaken.nl/recensies/genoveva-robert-schumann.html

De opera is in zijn geheel, maar ook in delen (met piano-uittreksel*) te downloaden via http://imslp.info/files/imglnks/usimg/a/ab/IMSLP24081-PMLP22451-Schumann_Genoveva_vs_Act2.pdf

Clara* heeft voor de uitgave van de opera (o.a. voor Peters) een piano-uittreksel gemaakt van de orkestpartijen.

Zij heeft ook diverse liederen van Robert bewerkt. Toen Clara vijfendertig was, werd Robert in een inrichting opgenomen wegens depressies. Twee jaar later overleed hij. Clara had veel steun van Johannes Brahms die enige tijd daarvoor in hun leven was gekomen. Hun hele verdere leven bleven Brahms en Clara zeer bevriend. (http://nl.wikipedia.org/wiki/Clara_Schumann)

(11) De muziek is te downloaden via http://imslp.org/wiki/4_Duets,_Op.61_(Brahms,_Johannes)

(12) Voor commentaar op de wijze van de tekstzetting door Schumann van zijn gedichten zie http://www.ericsams.org/sams_moerike.pdf

(Ignorance of the verses logically entails ignorance of the music; the whole must include the voice part)

(13) zie ook nieuwsbrief 27

(14)Robert Schumann heeft hetzelfde Lied in zijn Myrthen collection (waarbij de inhoud ook verwijst naar zijn liefde voor/ huwelijk met Clara Wieck)

 

 

Bijlagen:

 

 J. Coprario: Uit Funeral Teares: (tekst ontleend aan http://shipbrook.com/jeff/funeral/ft05.html

 MY JOY IS DEAD

My joy is dead, and cannot be reviv'd,
Fled is my joy and never may return;
Both of my joy and of myself depriv'd,
Far from all joy I sing, and singing mourn.
O let no tender heart or gentle ear
Partake my passions or my plainings hear.

Rude, flinty breasts, that never felt remorse;
Hard craggy rocks, that death and ruin love;
These, only these my passions shall enforce,
Beyond their kind, and to compassion move.
My grief shall wonders work, for he did so
That caus'd my sorrows, and these tears doth owe.

 

 

 

 

 

 

 

H. Purcell: vierde akte:  een idylle: twee Sirenen roepen Arthur op om te komen baden en beweren dat ze ongevaarlijk zijn. Nimfen en bosbewoners zingen samen een lofzang op de liefde. De overwinnaar Arthur en zijn tegenstander sluiten vrede.

(libretto: http://opera.stanford.edu/Purcell/KingArthur/libretto.html)

Two daughters of this aged stream are we,
And both our sea-green locks have comb'd for ye.
Come, come, bathe with us an hour or two;
Come, come, naked in for we are so,
What danger from a naked foe?
Come, come, bathe with us and share
What pleasures in the floods appear.
We'll beat the waters till they bound
And circle round.

 

 F. Mendelssohn:

Ich wollt, meine Lieb' ergösse
Sich all in ein einzig Wort,
Das gäb ich den luft'gen Winden,
Die
trügen es lustig fort.

Sie tragen zu dir, Geliebte,
Das lieb-erfüllte Wort;
Du hörst es zu jeder Stunde,
Du hörst es an jedem Ort.

Und hast du zum nächtlichen Schlummer
Geschlossen die Augen kaum,
So
wird mein Bild dich verfolgen
Bis in den tiefsten Traum.

Maiglöckchen läutet in dem Tal,                                   
Das klingt so hell und fein;
So kommt zum Reigen allzumal,
Ihr lieben Blümelein!
 
Die Blümchen, blau und gelb und weiß
Die kommen all herbei,
Vergißmeinnicht und Ehrenpreis
Und Veilchen sind dabei.
 
Maiglöckchen spielt zum Tanz im Nu
Und alle tanzen dann;
Der Mond sieht ihnen freundlich zu, 
Hat seine Freude dran.
 
Den Junker Reif verdroß das sehr,
Er kommt ins Tal hinein;
Maiglöckchen spielt zum Tanz nicht mehr,
Fort sind die Blümelein.
 
Doch kaum der Rief das Tal verläßt,
Da rufet wieder schnell
Maiglöckchen zu den Frühlingsfest
Und läutet doppelt hell.
 
Nun hält's auch mich nicht mehr zu Haus,
Maiglöckchen ruft auch mich;
Die Blümchen gehn zum Tanz hinaus,
Zum Tanze geh auch ich!

 

Das ist der Tag des Herrn
Ich bin allein auf weiter Flur
Noch eine Morgenglocke nur
nun Stille nah und fern

Anbetend knie ich hier
O süßes Graun, geheimes Wehn
als knieten viele ungesehn
und beteten mit mir

Der Himmel nah und fern,
Er
ist so klar und feierlich
so ganz als wollt´ er öffen sich
Das ist der Tag des Herrn

 

 

 R. Schumann; tekst ontleend aan http://ingeb.org/Lieder/WennIchE.html

Wenn ich ein Vöglein wär,
Und auch zwei Flüglein hätt,
Flög ich zu dir
Weils aber nicht kann sein
Weils aber nicht kann sein,
Bleib ich allhier

Bin ich gleich weit von dir,
Bin ich doch im Traum bei dir
Und red mit dir.
Wenn ich erwachen tu,
Wenn ich erwachen tu,
Bin
ich allein.

Es vergeht kein Stund in der Nacht,
Dass nicht mein Herz erwacht
Und an dich denkt,
Dass du mir viel Tausend mal,
Dass du mir viel Tausend mal,
Dein
Herz geschenkt.

 

   J. Brahms: die Schwestern:

Wir Schwestern zwei, wir schönen,
So gleich von Angesicht,
So gleich kein Ei dem andern,
Kein Stern dem andern nicht.
 
Wir Schwestern zwei, wir schönen,
Wir haben nußbraun Haar;
Und flichtst du sie in einem Zopf,
Man kennt sie nicht fürwahr.
 
Wir Schwestern zwei, wir schönen,
Wir tragen gleich Gewand,
Spazieren auf dem Wiesenplan
Und singen Hand in Hand.
 
Wir Schwestern zwei, wir schönen,
Wir spinnen in die Wett,
Wir sitzen an einer Kunkel,
Und schlafen in einem Bett.
 
O Schwestern zwei, ihr schönen,
Wie hat sich das Blättchen gewandt!
Ihr liebet einerlei Liebchen;
Jetzt hat das Liedel ein End!
We two sisters, we beauties
Our faces so similar,
Identical as two eggs,
Identical as two stars.
 
We two sisters, we beauties,
We have nut brown tresses,
If you plat them together,
You can't tell them apart.
 
We two sisters, we beauties
We dress the same,
Walking in the meadow,
And singing hand in hand.
 
We two sisters, we beauties,
We race each other at spinning,
We sit together in an alcove,
And sleep in the same bed.
 
O sisters two, you beauties
How the tables have turned,
You love the same sweetheart;
And now the song is over!

 

  A. Rubinstein

Die linden Lüfte sind erwacht,
Sie säuseln und weben Tag und Nacht,
Sie
schaffen an allen Enden.
O frischer Duft, o neuer Klang!
Nun, armes Herze, sei nicht bang!
Nun muß sich alles, alles wenden.

Die Welt wird schöner mit jedem Tag,
Man weiß nicht, was noch werden mag,
Das
Blühen will nicht enden.
Es blüht das fernste, tiefste Tal:
Nun
, armes Herz, vergiß der Qual!
Nun muß sich alles, alles wenden.

(Lied) Die Lotosblume ängstigt
Sich vor der Sonne Pracht,
Und
mit gesenktem Haupte
Erwartet sie träumend die Nacht.
 
Der Mond, der ist ihr Buhle,
Er weckt sie mit seinem Licht,
Und
ihm entschleiert sie freundlich
Ihr frommes Blumengesicht.
 
Sie blüht und glüht und leuchtet,
Und starret stumm in die Höh;
Sie
duftet und weinet und zittert
Vor Liebe und Liebesweh.

 

Bronnen:

Websites: de namen van de meeste websites staan  in de ‘Noten’ vermeld,

Gedrukte literatuur: The New Grove;   Oxford Concise Dictionary of Music;  Sesam Atlas van de Muziek; T. Benardeau /M. Pineau, Geschiedenis van de Muziek; W. Steffelaar, Muzikale stijlgeschiedenis; The Oriel Collection, Funeral Teares, transcription Ian Gaskell.

 

Terug naar    archief  Nieuwsbrieven               of                              de Homepage                                  van Charlotte Anna Hansson