Nieuwsbrief Vocale Duetten nr. 4 (juni 2005)

 

Omdat er deze workshop een heel scala aan componisten passeert , volgt hieronder een tijdbalkje met de belangrijkste bijbehorende muziekperiodes.

 

Barok/classicisme      (Fr.revolutie)               Romantiek/          groei nationalisme

1600                              1800-1814                      1871                            1900

 

componisten altijd              . componisten ‘zelfstandig’

in dienst van adel                . muziek voor groot publiek ipv hof

                                                . gegoede burgerij (bourgeoisie)

                                                  krijgt steeds meer invloed/salons

                                                        

Het werk van H. Purcell (1659-1695) –zie ook Nieuwsbrief nr. 1- kenmerkt zich door een combinatie van traditionele Engelse invloeden met Italiaanse en Franse (Lully) stijlkenmerken. Purcell heeft veel invloed gehad op de Engelse oratoria van Händel. We the spirits of the air is een lied uit een van zijn vijf semi-opera`s, waarvoor J.Dryden en R.Howard de teksten leverden. Het lied is al eerder uitgevoerd op 25 januari 1664, maar speciaal ‘gezet’ voor de Indian Queen uit ca. 1695. De I.Q is door Daniel Purcell voltooid want Henry is in 1695 gestorven. Zoals vaak in deze opera`s heeft een aantal liederen niet direct betrekking op het stuk en wordt niet door hoofdrolspelers gezongen. Dit is ook het geval met dit lied. ‘We the spirits’ werd in de I.Q. gezongen door een koor met begeleiding. De duetvorm is afkomstig uit Orpheus Britannicus. A. Moffat heeft het ca. 1900 nieuwe woorden gegeven: “Let us wander not unseen”, ontleend aan l`Allegro (uit 1632) van J.Milton (1608-74), een zeer beroemde dichter en amateur-musicus. De tekst van l`Allegro is gebaseerd op de klassieke literatuur.

De duetzetting van het Ave Verum (Motet K.V. 618) van Mozart (1756-1791) is van Henry Geehl..

Het Ave Verum waarvan de woorden niet-bijbels zijn, want van veel later, is een lofzang op wat in de R.K. Kerk het heilig sacrament wordt genoemd: het lichaam en bloed van Jezus in de gedaante van brood en wijn. Geehl leefde van 1881-1961 en was  zowel pianist, dirigent als uitgever, m.n. voor E. Elgar. Hij arrangeerde ook zeer veel muziek.

Baloo, baloo, my wee wee thing op tekst van R. Gull (1776-1801) kennen wij ook weer door een arrangement van A.Moffat. Oorspronkelijk was dit een Schotse volksmelodie, waar men in de 18/19de eeuw (zie ook brief nr. 0) vaak  nieuwe woorden op ging zetten. De nieuwe muziek was dan geen echte volksmuziek meer, want was meer bedoeld om in de salons gezongen te worden.

F. Mendelssohn (1809-47) –zie ook nieuwsbrief nr.3- heeft zich zeer ingezet voor de revival van Bach, Händel en Mozart. Hij heeft geen liederencycli geschreven als Schubert en Schumann en ook geen liedverzamelingen gebaseerd op het werk van één dichter. Zijn liederen waren vooral bedoeld om bij de piano thuis te zingen. Wasserfahrt is gecomponeerd op een tekst van H. Heine en de zetting van M. schijnt een van de mooiste te zijn van dit vaak gebruikte gedicht. Het beschrijft het afscheidnemen van een zeiler van zijn geliefde. Het ‘volkslied’ Wasserfahrt heeft geen opusnummer en men weet niet precies wanneer M. het lied heeft gecomponeerd (maart 1833 volgens Peters, tussen 1837 en 1839 volgens anderen).

Brahms (1833-1897) gebruikte nooit grote dichters voor zijn liederen. Hij baseerde zich vooral op Zuccalmaglio`s Deutsche Volkslieder, die voor een deel zeker niet authentiek zijn, maar door Z. zelf geschreven. Brahms gebruikte de teksten meer als inspiratiebron en citeerde niet altijd exact. Tot 1860 componeerde hij strofische liederen , meestal zonder voor-en naspel, net als ‘echte’volksmuziek; daarna schreef hij vooral doorgecomponeerde liederen. Der Jäger und sein Liebchen, de laatste van de Vier duetten voor alt/bariton- opus 28- ontstond in 1860 op een tekst van A.Hoffmann von Fallersleben, die in 1871 beroemd werd vanwege zijn (Duitse) ‘Vaderlandslieder’. Brahms was een grote steun voor A. Dvořák (1841-1904) wiens Dyby byla kosa nabróšená (wenn die Sense scharf geschliffen wäre) tot de Moravische duetten –opus 32-  uit 1876 behoort. Belangrijk is te weten dat Moravië , net als een aantal andere gebieden, toen onder het Habsburgse rijk viel en in een achtergestelde positie verkeerde. Brahms stimuleerde Dvořák de Moravische duetten van een Duitse vertaling te voorzien om een groter afzetgebied te hebben. Ondanks dat D. daar veel moeite mee had uit nationalistisch oogpunt, deed hij het toch en hierna zijn D. meeste werken uitgegeven bij de grote uitgever Simrock. Tussen 1865 en 1895 schreef hij meer dan honderd liederen en duetten met veel inspiratie vanuit allerlei soorten volksmuziek, maar hij leunde er minder op dan Smetana. Men heeft D. ook nog naar de V.S. gehaald om daar een Amerikaanse ‘componisten –school’ te stichten, maar dit laatste streven is mislukt.

Het gedicht Kalm Kalm van A.M.G. Schmidt (boek Ziezo p.237)  is net als ‘De Vlieg Eulalie’ en nog vijf andere gedichten, door Tom Sol gearrangeerd. De bas-bariton T. Sol studeerde bij Cora Canne Meijer en is behalve operazanger ook vertolker van het traditionele concertrepertoire (Bach, Mendelssohn, Brahms enz.). Hij werkt met ensembles van hedendaagse muziek ( Ligety, Kagel , enz.) en levert een grote bijdrage aan de Nederlandse vocale muziek. Hij componeert hiervoor en schrijft teksten, maar zingt de liederen ook zelf. Jasperina de Jong (sopraan) en Lieuwe Visser (bas-bariton) hebben een aantal  liederen vertolkt op een CD geheten ‘Kalm, kalm en andere Nederlandse liedjes (NM.classics 92071).                                                                    C.H.

 

 

bronnen: The New Grove, L.Gorrell, The Nineteenth-Century German Lied,  Internet                                                   

 

 

 

 

 

 Terug naar de  pagina      Muziek        óf    de        Homepage     van Charlotte Anna Hansson